Johannes de Jong

Johannes (Jan) de Jong (Nes, Ameland, 10 september 1885 - Amersfoort, 8 september 1955) was een Nederlandse kerkhistoricus, aartsbisschop, kardinaal en metropoliet.

Johannes de Jong
Kardinaal van de Rooms-Katholieke Kerk
Rangkardinaal-priester
AartsbisdomUtrecht
Titelkerk1946-1955: San Clemente
Creatie
Gecreëerd doorpaus Pius XII
Consistorie18 februari 1946
Kerkelijke carrière
Eerdere functies1935-1936: coadjutor van Utrecht
1936-1955: aartsbisschop van Utrecht
Portaal    Christendom
Wapen kardinaal de Jong als gevelsteen aan zijn woonhuis aan de Zuidsingel in Amersfoort

Opleiding en vroege loopbaan

Hij ontving zijn priesteropleiding aan de seminaries van Culemborg en Rijsenburg. Hij werd in 1908 tot priester gewijd en studeerde daarna te Rome waar hij promoveerde in de wijsbegeerte (1910) en in de godgeleerdheid (1911). Van 1911 tot 1914 was hij eerst kapelaan te Amersfoort en daarna conrector van de Zusters van O.L. Vrouw in die plaats. In 1914 werd hij professor kerkgeschiedenis aan het seminarie Rijsenburg. In de periode dat De Jong hoogleraar was kwam zijn standaardwerk Handboek der Kerkgeschiedenis tot stand, waarvan de twee delen tussen 1929 en 1931 verschenen. Het werd een verplicht studieboek op de priesteropleidingen in Nederland en in het Nederlandse taalgebied in België. In 1931 werd hij rector van het seminarie Rijsenburg. In 1933 werd hij aangesteld als kanunnik in Utrecht. Ook zijn twee jongste broers, Julius (1896-1923) en Wiebren (1898-1962) waren priester.

Aartsbisschop

In 1935 werd hij coadjutor van de aartsbisschop van het aartsbisdom Utrecht, mgr. Joannes Jansen. Tegelijkertijd werd hij benoemd tot titulair aartsbisschop van Rhusium. Als wapenspreuk koos hij Dominus mihi adjutor (Uit Psalm 118:7 - De Heer is mijn helper). In zijn wapen zit de wassende maan van het wapen van Ameland.

In 1936 werd hij benoemd tot aartsbisschop van het aartsbisdom Utrecht waarmee hij eveneens metropoliet werd van de Nederlandse kerkprovincie. Het was voor het eerst dat de aartsbisschoppelijke zetel door een man van wetenschap en een doctor werd bezet. Zijn vier opvolgers hebben ook allen in Rome gestudeerd en zijn daar of elders gepromoveerd.

Gedurende de Tweede Wereldoorlog gaf De Jong samen met dominee K. Gravemeijer, leiding aan het kerkelijk verzet tegen de Duitse bezetter. Zo vaardigde De Jong een door Titus Brandsma ontworpen verbod uit over het opnemen van NSB-advertenties in de rooms-katholieke dagbladen. Op 21 februari 1943 werd een bisschoppelijk brief in de kerken voorgelezen, waarin het episcopaat de Duitse misdaden sterk veroordeelde. Een bisschoppelijk mandement van 16 mei 1943 ging sterk in tegen de wegvoering en gedwongen tewerkstelling van Nederlanders in het buitenland.

Al in de oorlog ging De Jongs gezondheid zo achteruit dat hij het dagelijks bestuur van het aartsbisdom moest overlaten aan zijn vicaris-generaal Jan Geerdinck. Die zou het bestuur blijven voeren tot in 1951 een coadjutor zou worden benoemd.

Kardinaal

Na de oorlog werd hij in februari 1946 door paus Pius XII tot kardinaal benoemd, de eerste keer dat 'Utrecht' een kardinaal kreeg sinds de Reformatie. Hij kreeg als titelkerk de basiliek van San Clemente toegewezen. De Jong was niet in staat het Consistorie in Rome bij te wonen; pas in 1951 reisde hij naar Castel Gandolfo om alsnog van Pius XII zijn rode hoed te ontvangen.

Graf van kardinaal de Jong op de Begraafplaats St. Barbara in Utrecht

In 1951 moest hij vanwege zijn zwakke gezondheid zich terugtrekken uit het bestuur van het aartsbisdom. Tot zijn coadjutor werd Bernardus Alfrink benoemd, niet Geerdinck, aan wie De Jong de voorkeur gaf. De Jong trok zich terug in Amersfoort, het klooster van de zusters waar hij lang geleden conrector was geweest en waar hij in 1955 overleed. In 1953 sprak hij nog wel - via een bandopname - de geliefde gelovigen toe, ter gelegenheid van de manifestatie Honderd jaar Kromstaf. De ontroerde aanwezigen in het Stadion Galgenwaard begroetten deze toespraak met het langdurig scanderen van Lang leve de Kardinaal!. Alfrink volgde hem op als aartsbisschop.

Kardinaal De Jong was Ridder Grootkruis in de Orde van de Nederlandse Leeuw; deze hoogste civiele Nederlandse onderscheiding viel behalve aan zijn opvolger kardinaal Alfrink sindsdien vrijwel uitsluitend toe aan leden van de koninklijke familie, staatshoofden, Willem Drees, Kofi Annan, Konrad Adenauer, Winston Churchill, Ruud Lubbers en Joseph Luns.

Nagedachtenis en vernoeming

Kardinaal Wim Eijk diende in rond 2017 een aanvraag in bij het Israëlisch herdenkingscentrum van de Holocaust Yad Vashem om De Jong te onderscheiden als Rechtvaardige onder de Volkeren, omdat hij zich tijdens de oorlog gekeerd had tegen de Jodenvervolging. Eijk trok de aanvraag echter in omdat een naaste medewerker van de De Jong Felix van de Loo na de oorlog had geprobeerd om zijn neef en oorlogsmisdadiger Willem van de Loo te redden van het vuurpeloton. Het is onduidelijk of de De Jong hiervan wist, noch staat zijn rol tijdens de oorlog ter discussie. Toch was de onrust rond de kwestie genoeg reden voor Eijk om de aanvraag in te trekken.[1]

In Utrecht-Oost is de Kardinaal de Jongweg, een drukke verkeersader, naar de voormalige bisschop vernoemd, evenals de Kardinaal de Jongweg in Nes op Ameland (waar ook een standbeeld van hem staat en een school naar hem vernoemd) en in Eindhoven; in Bergen op Zoom en in Didam is er een Kardinaal de Jonglaan, een Kardinaal de Jongplein in Tilburg en in Oss en een -straat in Angeren, Valkenswaard, Zevenaar en Rijen. (Opsomming niet volledig). In Rotterdam was er jarenlang de Kardinaal de Jongschool in de wijk Lombardijen. Ook in Den Haag en Alkmaar zijn er Kardinaal de Jongscholen.

Zie ook

Voorganger:
Pellegrino Luigi Mondaini
Titulair aartsbisschop van Rhusium
1935-1936
Opvolger:
Rémy-Louis Leprêtre
Voorganger:
Joannes Jansen
Aartsbisschop van Utrecht
1936-1955
Opvolger:
Bernardus Alfrink
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.