Istanbul-Conventie

Het Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld, in Nederlandstalige media en literatuur algemeen bekend als de Istanbul-Conventie[2] (of soms Verdrag van Istanbul), is een mensenrechtenverdrag van de Raad van Europa (RvE) tegen geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld dat werd opengesteld voor ondertekening op 11 mei 2011 te Istanboel. Het verdrag streeft naar de preventie van geweld, de bescherming van (potentiële) slachtoffers en "naar het beëindigen van de straffeloosheid van de daders".[1] Per maart 2019 hebben 46 landen en de Europese Unie de Conventie ondertekend.[1] Op 12 maart 2012 was Turkije het eerste land dat de Conventie ratificeerde, gevolgd door 33 andere landen van 2013 tot 2019 (Albanië, Andorra, België, Bosnië en Herzegovina, Cyprus, Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Georgië, Griekenland,[3] Ierland, IJsland, Italië, Kroatië, Luxemburg, Malta, Monaco, Montenegro, Nederland, Noord-Macedonië, Noorwegen, Oostenrijk, Polen, Roemenië, Portugal, San Marino, Servië, Slovenië, Spanje, Zweden en Zwitserland).[1] De Conventie trad op 1 augustus 2014 in werking.[1]

Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld
(Istanbul-Conventie)

 Ondertekend en geratificeerd

 Alleen ondertekend1

 Niet ondertekend (RvE-lidstaten)2

 Niet ondertekend (niet-RvE-staten)

1. Inclusief de Europese Unie.
2. Inclusief niet-RvE-staten die betrokken waren bij het opstellen van de Conventie; geen van hen (Canada, de Heilige Stoel (Vaticaanstad), Japan, Mexico en de VS) heeft tot dusver de Conventie getekend.
Rechtsgebied(en)mensenrechten
Onderwerp(en)vrouwenrechten, geweld tegen vrouwen
StatusIn werking
Verdragsgegevens
Ondertekend op11 mei 2011 in Istanboel
Ondertekenaars45 + EU
Inwerkingtreding1 augustus 2014[1]
Voorwaarden voor inwerkingtreding10 ratificaties, waarvan 8 RvE-lidstaten
Partijen34
DepositarisSecretaris-generaal van de Raad van Europa
Talen
Authentieke talenEngels, Frans
Portaal    Politiek

Geschiedenis

De Raad van Europa heeft sinds de jaren 1990 een reeks initiatieven genomen ter bevordering van de bescherming van vrouwen tegen geweld. Deze initiatieven hebben op 30 april 2002 geleid tot de aanname van aanbeveling Rec(2002)5 van het Comité van Ministers van de Raad van Europa aan de lidstaten betreffende de bescherming van vrouwen tegen geweld[4] en van 2006 tot 2008 het voeren van een Europabrede campagne ter bestrijding van geweld tegen vrouwen, inclusief huiselijk geweld.[5] De Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa heeft ook een scherpe politieke houding ingenomen tegen alle vormen van geweld tegen vrouwen in een aantal resoluties en aanbevelingen die opriepen tot juridisch bindende normen ter preventie van, bescherming tegen en bestraffing van de ernstigste en meestvoorkomende vormen van gendergerelateerd geweld.

Inhoud

De gelijkelijk authentieke versies van de Conventie zijn geschreven in het Engels en het Frans (Artikel 81), de twee officiële talen van de Raad van Europa. Officiële vertalingen van de authentieke versies zijn beschikbaar in de nationale talen van de lidstaten, inclusief het Nederlands.

Preambule
Hoofdstuk I: doelstellingen, begripsomschrijvingen, gelijkheid en non-discriminatie, algemene verplichtingen (Artikel 1 t/m 6)
Hoofdstuk II: integraal beleid en gegevens verzamelen (Artikel 7 t/m 11)
Hoofdstuk III: preventie (Artikel 12 t/m 17)
Hoofdstuk IV: bescherming en ondersteuning (Artikel 18 t/m 28)
Hoofdstuk V: materieel recht (Artikel 29 t/m 48)
Hoofdstuk VI: onderzoek, vervolging, procesrecht en beschermende maatregelen (Artikel 49 t/m 58)
Hoofdstuk VII: migratie en asiel (Artikel 59 t/m 61)
Hoofdstuk VIII: internationale samenwerking (Artikel 62 t/m 65)
Hoofdstuk IX: toezichtsmechanisme (Artikel 66 t/m 70)
Hoofdstuk X: verhouding tot andere internationale instrumenten (Artikel 71)
Hoofdstuk XI: wijzigingen van het verdrag (Artikel 72)
Hoofdstuk XII: slotbepalingen (Artikel 73 t/m 81)
Bijlage: Voorrechten en immuniteiten (bij artikel 66)

Belangrijkste bepalingen

De Istanbul-Conventie is het eerste juridisch bindende instrument dat "een allesomvattend juridisch kader met bijbehorende aanpak creëert om geweld tegen vrouwen te bestrijden" en zich richt op het voorkomen van huiselijk geweld, het beschermen van slachtoffers en het vervolgen van verdachten.[6]

De Conventie beschouwt geweld tegen vrouwen als een mensenrechtenschending en een vorm van discriminatie (Art.3(a)). Landen dienen due diligence te hanteren bij het voorkomen van geweld, beschermen van slachtoffers en vervolgen van daders (Art. 5). De Conventie bevat ook een definitie van gender: voor de toepassing van het verdrag wordt gender in Artikel 3(c) gedefinieerd als "de maatschappelijk bepaalde rollen, gedragingen, activiteiten en eigenschappen die in een maatschappij passend worden geacht voor vrouwen en mannen". Bovendien stelt het verdrag een reeks misdrijven vast die als geweld tegen vrouwen worden beschouwd. Staten die de Conventie ratificeren moeten verscheiden misdrijven strafbaar stellen, waaronder: psychologisch geweld (Art.33); stalking (Art.34); fysiek geweld (Art.35); seksueel geweld zoals verkrachting en 'het zonder wederzijds goedvinden (consent) plegen van andere seksuele handelingen met een persoon' of anderen ertoe te dwingen seksuele handelingen te plegen met derden (Art.36), huwelijksdwang (Art.37); vrouwelijke genitale verminking (Art.38), gedwongen abortus en gedwongen sterilisatie (Art.39). De Conventie verklaart dat seksuele intimidatie 'onderworpen is aan strafrechtelijke of andere juridische sancties' (Art. 40). De Conventie bevat ook een artikel dat misdrijven strafbaar stelt die worden gepleegd 'in het kader van de zogenaamde "eer"' (Art. 42).[1]

Monitoringmechanisme GREVIO

De Conventie bepaalt dat een onafhankelijk deskundig orgaan, de Group of Experts on Action against Violence against Women and Domestic Violence (GREVIO), de implementatie van de Conventie monitort. De leden van GREVIO worden verkozen door de deelnemende staten; afhankelijk van het aantal deelnemende staten wordt het orgaan gevuld door tussen de tien en vijftien leden.[7]

De eerste tien leden werden verkozen in 2014: voorzitter Feride Acar (Turkije), eerste vice-voorzitter Marceline Naudi (Malta), tweede vice-voorzitter Simona Lanzoni (Italië) en leden Biljana Brankovic (Servië), Françoise Brie (Frankrijk), Gemma Gallego (Spanje), Helena Leitao (Portugal), Rosa Logar (Oostenrijk), Iris Luarasi (Albanië) en Vesna Ratkovic (Montenegro).[8]

In 2018 werden er nog extra leden verkozen: Per Arne Håkansson (Zweden), Sabine Kräuter-Stockton (Duitsland), Vladimer Mkervalishvili (Georgië), Rachel Eapen Paul (Noorwegen) en Aleid van den Brink (Nederland).[9]

Zie ook

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.