Heerlijkheid Putten

De heerlijkheid Putten (ook wel "den lande van Put" of "de vorsche van Put") was een zelfstandige heerlijkheid op en rondom het eiland Putten in de huidige provincie Zuid-Holland. De heerlijkheid bestond aanvankelijk uit het eiland Putten en delen van IJsselmonde, de Hoeksche Waard en Flakkee.

Cornelis de Witt, burgemeester van Dordrecht en ruwaard van Putten
Wapen van de heerlijkheid Putten
Zegel Nicolaas I van Putten in 1241

Geschiedenis

Landen behorende tot de heerlijkheid Putten

  1. Putten binnen de Ring: de polders Putten, Geervliet, Biert, Simonshaven, Spijkenisse, Brabant, Vriesland en Hekelingen.
  2. Putten buiten de Ring: later ingepolderde gebieden en Zuidland met buitenpolders.
  3. Putten over het Spui: Piershil en de Korendijk of Goudswaard.
  4. Putten over Flakkee: Ooltgensplaat, Den Bommel, Stad aan 't Haringvliet en Middelharnis, het vroegere St. Michiel in Putten
  5. Putten over de Maas: Poortugaal, Hoogvliet, Pernis, Charlois en Katendrecht[1]

De heren van Putten regeerden vanaf 1304 over hun heerlijkheid vanuit het hofcomplex in Geervliet. Nadat zijn eerdere kasteel Puttenstein bij Heinenoord was verwoest, verplaatste Nicolaas III zijn hofhouding naar dit dorp, dat in 1381 van Zweder van Abcoude stadsrechten kreeg. Nicolaas III huwde met Aleyd van Strien en breidde zo zijn grondgebied uit met Strijen, een deel van de Hoeksche Waard en een stukje in Noord-Brabant (Klundert en Zevenbergen).

Heren en vrouwen van Putten

Periode Naam Opmerkingen
(1216) Jan I
(1229-1247) Nicolaas I
Jan II
(1268-1275) Nicolaas II † vóór 19-04-1276
(1276) Nicolaas III van Putten † 27-10-1311
1311-1354 Beatrijs Oudste dochter Nicolaas III, vrouwe van de heerlijkheid Strijen sedert 1316; ∞ Huge van Zottegem † 1321; ∞ Gwijde van Vlaanderen † 1345
1354-1361 Aleid II Jongste dochter Nicolaas III, vrouwe van Putten en Strijen, ∞ Boudewijn van Praat (kinderloos)
1361-1400 Zweder van Abcoude Kleinzoon van Oda (Oede), middelste dochter Nicolaas III; heer van Gaasbeek, Abcoude, Putten en Strijen
1400-1459 Jacob van Gaasbeek Zoon van Zweder; heer van Gaasbeek, Abcoude, Putten en Strijen

Jacob van Gaasbeek was kinderloos en droeg wegens hoge schulden reeds in 1456 al zijn Putse bezittingen over aan de grafelijkheid. Na zijn overlijden in 1459 verviel de heerlijkheid definitief aan de Hollandse graven, in dit geval aan Filips II (de Goede), hertog van Bourgondië.[2] Filips kende dit gebied als apanage toe aan zijn zoon Karel de Stoute. In 1581 kwamen de heerlijke rechten aan de Staten van Holland.

Ruwaards van Putten

Vanaf 1459 stelden de rechthebbende heren als bestuurder een plaatsvervanger aan, de Ruwaard van Putten. Deze lucratieve functie werd vervuld door edellieden die meestal in Den Haag verbleven en op hun beurt plaatsvervangers stuurden. De bekendste ruwaard van Putten was Cornelis de Witt, die in 1654 door de Staten van Holland in deze functie werd aangesteld. Hij oefende haar uit tot hij in 1672 samen met zijn broer Johan de Witt in Den Haag werd vermoord.

Wapen

Wapen van Spijkenisse

Het wapen van de heren en vrouwen van Putten bevat zes horizontale balken, afwisselend blauw en geel (oorspronkelijk goudkleurige). Op de drie blauwe balken staan respectievelijk 4, 3 en 2 zilverkleurige Andreaskruisen. Dit wapen is tegenwoordig nog het gemeentewapen van Spijkenisse (in die tijd deel van de heerlijkheid Putten).

Er zijn aanwijzingen dat de heren van Putten een relatie hebben met (of zelfs afstammen van) de familie Persijn, heren van Waterland. De wapens van deze familie hebben overeenkomsten. Het wapen van de heren en vrouwen Persijn bevat zes horizontale balken, afwisselend blauw en geel. Op de drie gele (oorspronkelijk goudkleurige) balken staan respectievelijk 4, 3 en 2 roodkleurige Andreaskruisen.

Zie ook

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.