Lijst van geneeskundige termen
Met geneeskundige terminologie of medisch jargon wordt gedoeld op termen en uitdrukkingen die in de medische wereld worden gebruikt. Sommige van deze uitdrukkingen zijn potjeslatijn. Veel medische termen zijn afkomstig uit het Latijn en het Grieks.
A
- abces: ophoping van pus in het lichaam in een niet al tevoren bestaande holte, etterbuil
- abdominaal: met betrekking tot de buik
- acathisie: niet kunnen zitten; psychomotore onrust.
- acuut: plotseling ontstaan, op korte termijn verlopend
- adenoom: goedaardig, uit klierweefsel gevormd gezwel
- agens: werkzame stof
- agonist: 1. werkzame stof in een geneesmiddel die de werking van een signaalstof versterkt; 2. spier die een bepaalde functie uitvoert, bijvoorbeeld de biceps van de bovenarm is een agonist voor buigen.
- anamnese: voorgeschiedenis en omstandigheden (van de ziekte)
- aneurysma: plaatselijke verwijding van een deel van het vaatstelsel
- antagonist: 1. werkzame stof in een geneesmiddel die de werking van een signaalstof verzwakt; 2. spier die een bepaalde functie tegenwerkt, bijvoorbeeld de biceps van de bovenarm is een antagonist voor strekken.
- antidotum: tegengif
- anti-emeticum: middel tegen braken
- arterieel: slagaderlijk
- asymptomatisch: zonder ziekteverschijnselen
C
- cardiaal: met betrekking tot het hart
- cardiovasculair: met betrekking tot hart en bloedvaten
- chronisch: slepend, langdurig
- cimicosis: infectie door bedwants
- coagulatie: stolling
- coccygodynie: pijn aan het stuitje
- complicatie: verwikkeling, stoornis in de normale genezing
- congenitaal: aangeboren
- contra-indicatie: een kenmerk van de patiënt dat een bepaalde behandeling uitsluit of minder gewenst maakt (vergelijk indicatie)
- contusie: kneuzing
- coronair: met betrekking tot de kransslagaders
- cura te ipsum: genees eerst jezelf
- cyste: holte met vloeibare of taaie inhoud
D
- defecatie: stoelgang
- deficiëntie: tekort
- diagnose: het geven van een naam aan een ziekte van een patiënt
- discovertebraal: wat betrekking heeft op de discus (tussenwervelschijf) en de vertebrae (wervels)
- distomatose: leverbotziekte
- dysmorfie: het hebben van een vreemde vorm
E
- e causa ignota (vaak afgekort als e.c.i.): door onbekende oorzaak
- empyeem: ophoping van pus in het lichaam in een al tevoren bestaande holte, bv. galblaasempyeem
- endocrien: betrekking hebbend op hormonen
- enterobiasis: besmetting met de darmparasiet Enterobius vermicularis of aarsmade
F
- fasciolose: leverbotziekte
- filariasis: ziekte die het gevolg is van een besmetting met een tropische draadworm
- fractuur: botbreuk
- faeces: ontlasting
G
- glucosurie: suiker in de urine
- gastro-enteritis: maag- en darmontsteking, buikgriep
H
- hypertelorisme: het ver uit elkaar staan van de ogen
- hypokinesie: verminderde beweeglijkheid of beweegbaarheid
- hypotonie: slapte, geringe (spier)spanning
I
- iatrogeen: veroorzaakt door medisch handelen
- idiopathisch: zonder bekende oorzaak
- incubatie: 1) sluimeren (van een ziekteverwekker na besmetting); 2) bacteriekweken inzetten
- indicatie: een kenmerk van de patiënt dat aanleiding geeft tot een bepaalde behandeling
- in dubio abstine: bij twijfel niets doen
- inflammatie: ontsteking
- intestinaal: met betrekking tot de darm
- intraveneus: in een ader
- ischemie: onvoldoende doorbloeding van een deel van het lichaam
J
Jejunum: je dunnedarm Jugularis: je halsslagader
K
Karbunkel: een puist
L
- laesie: letsel, plek waar een afwijking zit
- lege artis: volgens de regels van de kunst
M
- macrocefalie: het hebben van een grote schedel
- mictie: urine
- microcefalie: het hebben van een kleine schedel
N
- neuropathie: aandoening van een of meer zenuwen
- nefrogeen: door de nier of nieren veroorzaakt
- nosocomiale infectie: in het ziekenhuis opgelopen infectie
O
Omentum: buikvlies
P
- palpatie, palperen: met de hand voelen bij geneeskundig onderzoek
- parese: gedeeltelijke verlamming
- pathogeen: ziekte veroorzakend (meestal micro-organisme of virus)
- pediculosis: infectie door bloedzuigende luizen.
- polydipsie: veel (water) drinken
- post aut propter: erna of erdoor
- predispositie: vatbaarheid, aanleg voor iets
- primum non nocere: ten eerste geen kwaad doen
- prodromale fase: fase voor het vol uitbreken van een ziekte waarin de patiënt vaak al niet helemaal lekker is
- purgeren: de stoelgang bevorderen door middel van een sterk laxeermiddel (purgeermiddel)
- pus bonum et laudabile: goede en prijzenswaardige pus
Q
R
- rectaal: van of via het rectum
- rigiditeit: stijfheid
S
T
- trauma: letsel, verwonding (ook psychisch)
- tranquillizer: rustgevend middel, een verouderde term die voor barbituraten, benzodiazepinen en antipsychotica gebruikt werd
- talus: sprongbeen
U
- ubi pus evacua: waar pus zit, daar verwijderen
V
- veneus: aderlijk, van de ader
W
X Y Z
Literatuur
- Frans J. Meijman en Annelies Bakker, Medische mensentaal. Taal en communicatie over gezondheid, ziekte en zorg, 2018, ISBN 9789058983220
This article is issued from
Wikipedia.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.