Dikke darm

De dikke darm,[1] het intestinum crassum[2] of het pachyenteron[3] is het gedeelte van de darmen dat via de valvula ileocaecalis (klep van Bauhin) volgt op de dunne darm.

Dikke darm
Intestinum crassum
Het maag-darmstelsel bij de mens.
1. slokdarm, 2. maag, 3. dunne darm, 4. appendix, 5. blindedarm, 6. colon ascendens (links), colon transversum (horizontaal), colon descendens (rechts), 7. endeldarm, 8. anus
Gegevens
SysteemSpijsverteringsstelsel
Naslagwerken
TAA05.7.01.001
Portaal    Biologie

In de dikke darm worden voedselresten in het lichaam opgenomen die de dunne darm niet heeft kunnen verwerken. Dit is bijvoorbeeld het geval bij bestanddelen die niet de juiste vorm hebben of die eerst nog moeten worden afgebroken door darmbacteriën. Er wordt vooral veel water met voedingszouten geabsorbeerd.

De onverteerbare resten komen ten slotte terecht in het laatste gedeelte van het spijsverteringskanaal, de endeldarm (het rectum).

Onderdelen van de dikke darm

  • blindedarm (intestinum caecum) met appendix vermiformis
  • karteldarm (colon)
    • colon ascendens: het deel van het colon dat van rechtsonder in de buik naar rechtsboven in de buik loopt
    • flexura dextra, of flexura hepatica (rechterbocht)
    • colon transversum: dwarse deel, loopt in het bovenste deel van de buik van rechts naar links
    • flexura sinistra, of flexura lienalis, (linkerbocht)
    • colon descendens: loopt van linksboven naar linksonder in de buik
    • colon sigmoides of sigmoïd, het S-vormig deel dat overgaat in het rectum.
  • endeldarm (rectum): het laatste stuk tussen het colon en de anus.

Opbouw van de darmwand

De lagen van de dikke darm zijn van binnen (lumen) naar buiten:

  • Tunica mucosa
  • Tela submucosa
  • Tunica muscularis
    • Stratum circulare
    • Stratum longitudinale
  • Tela subserosa
  • Tunica serosa

De dikke darm is gekenmerkt door zijn haustraties. Dit zijn plooien die de darm langs de buitenzijde om de paar centimeter lijkt in te snoeren. Aan de binnenzijde zien we dat deze haustraties de plicae semilunares coli vormen, een soort halvemaanvormige flapjes die ter hoogte van elke haustratie drie plicae vormen en zo de indruk geven dat de darmholte (lumen) driehoekig is.

Werking

In de dikke darm bevinden zich zeer veel bacteriën die de laatste afbraak doen van de stoffen die zich op dat moment in de darm bevinden. Zij doen de omzetting van urobilinogeen tot stercobiline, de bruine galkleurstof die aan de ontlasting de bruine kleur geeft.
Het is ook vooral in de dikke darm dat het water uit de laatste afvalresten wordt gehaald en in het lichaam wordt opgenomen. De pH-waarde in de colon ligt tussen 5,5 en 7 (licht zuur tot neutraal).

Mogelijke afwijkingen van de dikke darm

Beeldvorming (onderzoek)

De dikke darm kan op verschillende manieren worden onderzocht:

  • sigmoïdoscopie of colonoscopie: bijna altijd de meest informatieve onderzoeken. Er wordt direct in de darm gekeken met een flexibele endoscoop.
  • blanco radiografie (RX) van het abdomen (buikoverzichtsfoto) geeft meestal maar heel weinig informatie.
  • radiografie (RX) met contrastvloeistof. Goede informatie maar meestal minder dan colonoscopie.
  • computertomografie (CT-scan) Door nieuwe reconstructie-methoden sterk in opkomst. Door scans te maken in verschillende houdingen (buik- en rugligging) en deze samen te voegen kan men een zogenaamde virtuele endoscopie verkrijgen. Dit geeft evenveel informatie als een gewone endoscopie, met minder belasting voor de patiënt.
  • Magnetic Resonance Imaging (MRI-scan) heeft soms de voorkeur bij oncologisch onderzoek.

Zie ook

Literatuurverwijzingen

  1. Everdingen, J.J.E. van, Eerenbeemt, A.M.M. van den (2012). Pinkhof Geneeskundig woordenboek (12de druk). Houten: Bohn Stafleu Van Loghum.
  2. His, W. (1895). Die anatomische Nomenclatur. Nomina Anatomica. Der von der Anatomischen Gesellschaft auf ihrer IX. Versammlung in Basel angenommenen Namen. Leipzig: Verlag Veit & Comp.
  3. Kossmann, R. (1895). Die gynäcologische Anatomie und ihre zu Basel festgestellte Nomenclatur. Monatsschrift für Geburtshülfe und Gynaekologie, 2 (6), 447-472.
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.