Desideer Stracke

Desideer (of Desiderius) Adolf Stracke (Antwerpen, 12 december 1875Borgerhout, 18 februari 1970), beter bekend als Pater Stracke, was een Vlaamse jezuïet en filoloog. Hij stichtte in 1925 het Ruusbroecgenootschap. Stracke had een ruime interesse in de literatuurgeschiedenis en hij schreef onder meer "Volksslaap en -Ontwaken". Zijn "Arm Vlaanderen" werd een begrip in de Vlaamse Beweging.

Levensloop

Stracke had een Friese vader, Ludovicus Stracke en een Vlaamse moeder, Catherina Van Hinsbergh, en werd in een groot gezin geboren. Hij volgde de humaniora in het Antwerpse Onze-Lieve-Vrouwecollege en trad in bij de jezuïeten in 1892.

Na zijn eerste opleiding in Drongen (1892-1896), verbleef hij voor zijn verdere studies achtereenvolgens in Stonyhurst College (1896-1898), Valkenburg (Limburg) (1898-1899) en Kopenhagen (1899-1900).

In 1900 werd hij leraar aan het Sint-Michielscollege in Brussel en tegelijk leraar Grieks-Latijn voor zijn jongere confraters in Drongen. Voor de Middenjury behaalde hij de diploma's van kandidaat in de Germaanse en in de klassieke talen. In 1904 werd hij aan de Katholieke Universiteit Leuven gepromoveerd tot doctor in de Germaanse filologie. Hij studeerde daarna theologie van 1904 tot 1907 in Leuven en in Krakau, waar hij op 24 maart 1907 tot priester werd gewijd. Hij verbleef in 1908-1909 in Ternopil (Oekraïne). Van 1909 tot 1912 was hij leraar aan het Sint-Jozefscollege in Aalst en zette er zich in, naast zijn leraarschap, voor het Nederlandstalig studententoneel. In 1910 legde hij zijn eeuwige geloften af en in 1913 verbleef hij opnieuw in Drongen waar hij zich bekwaamde in de kanselwelsprekendheid.

Het is in dat jaar dat hij enkele opvallende redevoeringen schreef, waarvan Arm Vlaanderen, geïnspireerd door het boek 'Door Arm Vlaanderen' van journalist August De Winne, de bekendste werd. Met die uitspraak klaagde hij de geestelijke en materiële armoede van Vlaanderen aan. Hij riep het kuddevolk van Vlaanderen op om zich te verheffen onder de cultureel hoogstaande volkeren van Europa. Tot vandaag wordt de uitdrukking 'Arm Vlaanderen' gebruikt door radicale flaminganten die zich erger(d)en aan de onverschilligheid van vele Vlamingen t.o.v. de communautaire tegenstellingen in België. Tegenwoordig zijn deze woorden echter ook een cliché geworden voor iedereen die zich stoort aan een bepaalde praktijk of mentaliteit in Vlaanderen.

Stracke ging ook een polemiek aan met de historici Henri Pirenne en Godefroid Kurth over de tweetaligheid van Vlaanderen in het verleden. Hij begon van toen af ook Nederlandse literatuurgeschiedenis te doceren aan de Facultés universitaires Notre-Dame in Namen.

Eerste Wereldoorlog

De periode van 1914 tot 1925 werd woelig.

  • 1914: aalmoezenier bij het Belgische garnizoen in Namen.
  • 1915: geestelijk leider in Oostakker voor Poolse, Tsjechische en Russische krijgsgevangenen.
  • 1916: geestelijk leider voor de studenten van de vernederlandste Universiteit van Gent.
  • 1917: aalmoezenier voor de ongeveer 75.000 Vlaamse tewerkgestelden in Duitsland. Zijn positieve houding tegenover arbeid in dienst van de vijand werd hem na de oorlog verweten en maakte dat hij, in beschuldiging gesteld, uit België wegbleef.
  • 1918-1920: kapelaan in Den Haag.
  • 1920-1921: kapelaan in Rotterdam.
  • 1921: aalmoezenier in Lodz (Polen).
  • 1922: terug in België, door het Assisenhof veroordeeld tot drie jaar gevangenis, waarvan hij negen maanden uitzat.
  • 1923: aalmoezenier voor de Poolse mijnwerkers in Alken.
  • 1924: pastoraal werker in Mechelen.

Ruusbroecgenootschap

In 1925 waren de oorlogsjaren stilaan vergeten. Stracke kon zich gaan toeleggen op wat zijn levenswerk werd: de studie van de geschiedenis van de vroomheid in de Nederlanden. Hij stichtte daarvoor in 1925 het Ruusbroecgenootschap en in 1927 het tijdschrift Ons geestelijk Erf. In dit tijdschrift verschenen meer dan negentig bijdragen van zijn hand.

Hij bleef voorzitter van het Ruusbroecgenootschap tot in 1946. Van 1948 tot 1953 was hij als medewerker aan het genootschap verbonden.

In 1940 stichtte hij ook mee de Ignatiusvereniging voor het aanmoedigen van ignatiaanse retraites.

Na 1940

Tijdens de oorlog leidde Stracke een teruggetrokken leven. Het belette niet dat hij af en toe op het publieke forum verscheen. Zo hield hij in 1942, in een door de actieve collaborateurs georganiseerde Cultuurdagen, een redevoering in Brugge onder de titel In de leer bij Jacob van Maerlant. Het was een Groot-Nederlandse belijdenis die niet in de smaak viel bij de bezetter, waardoor hij spreekverbod kreeg. Toch werd de tekst gepubliceerd, en hierin kwam, in bedekte termen, zijn sympathie voor het nationaalsocialisme tot uiting. Na de Bevrijding werd hij aangeklaagd, maar buiten vervolging gesteld.

Hij zette zich toen in voor degenen die voor collaboratie waren veroordeeld, werk dat na zijn dood werd verdergezet door de vzw Stracke-Noodfonds.

Van 1946 tot aan zijn dood verbleef hij afwisselend in Alken, in Antwerpen en ten slotte in het Xaveriuscollege in Borgerhout. Hij bleef tijdens die jaren, als predikant, auteur en raadgever een invloedrijk persoon binnen de Vlaamse Beweging.

Publicaties

  • Volksslaap en -Ontwaken, 1913
  • Recht en liefde, 1913
  • Arm Vlaanderen, 1913
  • Was Vlaanderen altijd tweetalig als nu?, 1913
  • Ons onbewust koningschap, 1916
  • Over Nederlandse letterkunde en mystiek, 1926
  • Vlaanderens' nood, 1954
  • Vlaanderens' brood, 1954
  • Wordt Vlaanderen nog eens groot?, 1955

Literatuur

  • Gedenkboek pater D.A. Stracke, 1956
  • Marij PRENEEL, Desiderius A. Stracke, in: Nieuwe encyclopedie van de Vlaamse Beweging, Tielt, 1998.
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.