Draadgentiaan-associatie
De draadgentiaan-associatie (Cicendietum filiformis) is een associatie van het dwergbiezen-verbond, een plantengemeenschap met vooral eenjarige vaatplanten, bladmossen en levermossen, die zowel in duingebieden aan de kust als in vochtige heidegebieden in het binnenland voorkomt.
Draadgentiaan-associatie | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
![]() | ||||||
Draadgentiaan-associatie met draadgentiaan | ||||||
Syntaxonomische indeling | ||||||
| ||||||
Associatie | ||||||
Cicendietum filiformis Allorge, 1922 |
Deze associatie is door haar hoge soortendiversiteit, waaronder een aantal zeldzame soorten planten, van bijzonder belang voor het natuurbeheer.
Naamgeving, etymologie en codering
- Synoniem: Radiolo-Cicendietum filiformis (Allorge 1922) Julve 1993 , Radiolo linoidis-Cicendietum filiformis (Allorge 1922) de Foucault 1984 nom. ined.
- Syntaxoncode (Nederland): 28Aa1
- Natura 2000 code: 3132 - Amphibious short annual vegetation, pioneer of land interface zones of lakes, pools and ponds with nutrient poor soils, or which grows during periodic drying of these standing waters: Isoeto-Nanojuncetea class
- Corine biotope : 22.323 - Communautés naines à Juncus bufonius
De naam Cicendietum filiformis is afgeleid van de wetenschappelijke naam van de belangrijkste kensoort, draadgentiaan (Cicendia filiformis).
Kenmerken
Algemeen
Deze plantengemeenschap is kenmerkend voor open, vochtige, zand- of leemgronden die in de winter onder water komen te staan en in de zomer op zijn minst vochtig blijven. In het binnenland zijn dat depressies in vochtige heidegebieden en beekdalen, plagplaatsen, karrensporen, vee- en wandelpaden, en oevers van vennen met wisselende waterstand. Aan de kust gaat het over door de mens beïnvloede standplaatsen in kalkarme duinen, langs de oever van duinmeren, maar ook op de overgang tussen duinen en kwelder.
De bodem is in de regel matig voedselarm tot matig voedselrijk, zwak zuur tot neutraal, kalkarm, en verdicht door de wisselende waterstanden en/of betreding of berijding. De hoge grondwaterstand in de zomer wordt dikwijls gegarandeerd door een nabijgelegen hoogte als een duinmassief of een beekdalflank.
Structuur
Vegetaties van de draadgentiaan-associatie worden gekenmerkt door een zeer open, laagblijvende vegetatie met een bijna volledige afwezigheid van de boom- en de struiklaag. Een uitzondering is de kruipwilg, die frequent voorkomt.
In de kruidlaag zijn laagblijvende, eenjarige planten (therofyten) als de draadgentiaan bepalend.
De moslaag is zeer divers, met overwegend kortlevende mossen met een korte levenscyclus.
Onderverdeling
In de draadgentiaan-associatie worden in Nederland twee sub-associaties onderscheiden.
Sub-associatie centunculetosum
Deze subassociatie met als belangrijkste begeleidende soorten dwergbloem (Centunculus minimus), liggende vetmuur, witte klaver, zilverschoon, vertakte leeuwentand, gewone brunel en gewoon puntmos komt vooral voor op niet te natte, basenrijke en veel betreden standplaatsen.
Aan de kust vinden we deze sub-associatie op de grens van kwelder naar kalkarme duinen, langs paadjes en karrensporen en op afgeplagde plaatsen in secundaire duinvalleien en oudere primaire duinvalleien. In het binnenland is ze te vinden op gelijkaardige plaatsen in vochtige heidegebieden.
De syntaxoncode voor Nederland is 28Aa1a.
Sub-associatie juncetosum
Een subassociatie met als belangrijkste begeleidende soorten knolrus (Juncus bulbosus), egelboterbloem, moerasstruisgras, waterpostelein en grof goudkorrelmos, die voorkomt in periodiek droogvallende depressies, oevers van matig voedselrijke vennen en duinmeren en plagplaatsen in vochtige heide. Syntaxoncode voor Nederland is 28Aa1b.
Soortensamenstelling
De associatie heeft in België en Nederland als belangrijkste kensoorten de draadgentiaan, dwergrus en wijdbloeiende rus, en verder een aantal bijzondere en zeldzame mossoorten als het oermos, kropgoudkorrelmos, hol moerasvorkje en het uiterst zeldzame mijtermos. Ook het dwergvlas, de dwergbloem en de borstelbies (alle kensoorten van het verbond) zijn in deze vegetatie frequent aanwezig, naast de greppelrus, een kensoort voor de klasse.
Ze onderscheidt zich van de andere associaties binnen het verbond door de aanwezigheid van kruipwilg, gewone waternavel, kleine leeuwentand en geelhartje, en verder door een aantal zegges als de dwergzegge, de drienervige zegge en de zeegroene zegge.
De belangrijkste ken- en begeleidende soorten zijn:
- Boomlaag
- Geen soorten
- Struiklaag
Kensoort | Diff.soort | Abundantie | Nederlandse naam | Wetenschappelijke naam | Opmerking |
---|---|---|---|---|---|
dA | F | Kruipwilg | Salix repens |
- Kruidlaag
![](../I/m/Cicendia_filiformis_(detail).jpg)
![](../I/m/Radiola_linoides2010_08_04%402.jpg)
![](../I/m/LythrumPortula2.jpg)
![](../I/m/Hypericum_humifusum01.jpg)
![](../I/m/Littorella_uniflora.jpeg)
![](../I/m/Trifolium_repens_IP.jpg)
![](../I/m/Ranunculus_flammula_Prague_2012_2.jpg)
Kensoort | Diff.soort | Abundantie | Nederlandse naam | Wetenschappelijke naam | Opmerking |
---|---|---|---|---|---|
kA | O | Draadgentiaan | Cicendia filiformis | ||
kA | O/Z | Dwergrus | Juncus pygmaeus | ||
kA | O/Z | Wijdbloeiende rus | Juncus tenageia | ||
kV | A/O | Dwergvlas | Radiola linoides | ||
kV | dS | A/O | Dwergbloem | Centunculus minimus | sub-associatie centunculetosum |
kV | D | Borstelbies | Isolepis setacea | ||
kV | O | Waterpostelein | Lythrum portula | ||
kV | Z | Liggend hertshooi | Hypericum humifusum | ||
kO | F/O | Moerasdroogbloem | Gnaphalium uliginosum | ||
kK | A | Greppelrus | Juncus bufonius | ||
kK | Z | Koprus | Juncus capitatus | ||
dS | A | Liggende vetmuur | Sagina procumbens | sub-associatie centunculetosum | |
dS | A | Witte klaver | Trifolium repens | sub-associatie centunculetosum | |
dS | F | Zilverschoon | Potentilla anserina | sub-associatie centunculetosum | |
dS | F | Vertakte leeuwentand | Leontodon autumnalis | sub-associatie centunculetosum | |
dS | O | Gewone brunel | Prunella vulgaris | sub-associatie centunculetosum | |
dS | A | Egelboterbloem | Ranunculus flammula | sub-associatie juncetosum | |
dS | F | Knolrus | Juncus bulbosus | sub-associatie juncetosum | |
dS | O | Moerasstruisgras | Agrostis canina | sub-associatie juncetosum | |
dS | O | Wolfspoot | Lycopus europaeus | sub-associatie juncetosum | |
dS | O | Oeverkruid | Littorella uniflora | sub-associatie juncetosum | |
A | Zomprus | Juncus articulatus | |||
A | Fioringras | Agrostis stolonifera | |||
dA | F | Gewone waternavel | Hydrocotyle vulgaris | ||
dA | F | Dwergzegge | Carex viridula | ||
F | Gestreepte witbol | Holcus lanatus | |||
O | Tormentil | Potentilla erecta | |||
O | Moeraswalstro | Galium palustre | |||
O | Straatgras | Poa annua | |||
O | Moerasrolklaver | Lotus pedunculatus | |||
dA | O | Kleine leeuwentand | Leontodon saxatilis | ||
O | Getande weegbree | Plantago major subsp. intermedia | |||
dA | O | Drienervige zegge | Carex trinervis | ||
dA | O | Armbloemige waterbies | Eleocharis quinqueflora | ||
O | Grote kattenstaart | Lythrum salicaria | |||
O | Kruipende boterbloem | Ranunculus repens | |||
O | Watermunt | Mentha aquatica | |||
dA | O | Zeegroene zegge | Carex flacca | ||
O | Pijpenstrootje | Molinia caerulea | |||
O | Gewone dophei | Erica tetralix | |||
dA | O | Geelhartje | Linum catharticum | ||
O | Kale jonker | Cirsium palustre | |||
O | Blauwe zegge | Carex panicea | |||
O | Zandzegge | Carex arenaria | |||
O | Stijve ogentroost | Euphrasia stricta | |||
O | Gewoon struisgras | Agrostis capillaris | |||
O | Geelgroene zegge | Carex demissa | |||
O | Grote weegbree | Plantago major |
- Moslaag
![](../I/m/Blasia_pusilla_200108.jpg)
![](../I/m/Calliergonella_cuspidata_301207a.jpg)
Kensoort | Diff.soort | Abundantie | Nederlandse naam | Wetenschappelijke naam | Opmerking |
---|---|---|---|---|---|
kA | Z | Hol moerasvorkje | Riccardia incurvata | ||
kA | Z | Zandschoffelmos | Scapania irrigua | ||
kA | Z | Kropgoudkorrelmos | Fossombronia incurva | ||
kA | Z | Oermos | Archidium alternifolium | ||
kA | Z | Mijtermos | Haplomitrium hookeri | ||
kA | Z | Violet trapmos | Lophozia capitata | ||
kV | O/Z | Grof goudkorrelmos | Fossombronia foveolata | ||
kV | Z | Gewoon broedpeermos | Pohlia annotina | ||
kV | Z | Bolletjespeermos | Pohlia bulbifera | ||
kV | Z | Gestekeld goudkorrelmos | Fossombronia wondraczekii | ||
kV | Z | Flesjesmos | Blasia pusilla | ||
kV | Z | Korreltjespeermos | Pohlia camptotrachela | ||
kV | Z | Ongenerfd eendagsmos | Ephemerum serratum var. serratum | ||
dS | F | Gewoon puntmos | Calliergonella cuspidata | sub-associatie centunculetosum | |
O/Z | Gedraaid knikmos | Bryum capillare |
Verspreiding en voorkomen
De draadgentiaan-associatie heeft een verspreidingsgebied in atlantisch- en subatlantisch Europa, met West-Frankrijk als centrum en minder divers naar het oosten toe.
In Nederland is deze associatie zeldzaam en beperkt tot de Pleistocene districten (Drents-, Gelders-, Kempens-, Subcentreuroop- en Vlaams district) en hier en daar in het kustgebied.
In België is ze bekend van het voormalig militair domein Vloethemveld in Zedelgem, West-Vlaanderen.
Bedreiging en bescherming
Regelmatige overstromingen, betreding door dieren en mensen, berijding en terugkerende werkzaamheden als plaggen zorgen ervoor dat de vegetatie open blijft en deze pioniersgemeenschap zich elk jaar opnieuw kan ontwikkelen.
Wanneer deze activiteiten ophouden, zal ze overgroeid raken en verder evolueren naar natte heide, heischrale graslanden of blauwgraslanden, of, aan de kust, naar gemeenschappen van het oeverkruid-verbond.
De eenvoudigste manier om deze vegetatie te behouden of doen weerkeren, is het plaggen van de bodem in vochtige heidegebieden, en het schonen van vennen en duinmeren.
Bronnen, noten en/of referenties
|
Indeling van de vegetatieklasse Isoeto-Nanojuncetea (dwergbiezen-klasse) |
---|
Orde: Nanocyperetalia |