Blauwgrasland
Blauwgrasland (Cirsio dissecti-Molinietum) is een associatie uit de klasse van de matig voedselrijke graslanden, een bijzonder soortenrijke plantengemeenschap van schraal nat grasland dat voorkomt op voedselarme, natte gronden, overwegend in beekdalen en laagvenen. De bodem mag noch te voedselrijk, noch te zuur zijn.
Blauwgrasland | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
Blauwe zegge (Carex panicea) | ||||||
Syntaxonomische indeling | ||||||
| ||||||
Associatie | ||||||
Cirsio dissecti-Molinietum Westhoff, Dijk & Passchier, 1942 |
Verspreiding en voorkomen
In Nederland was er in 2016 ca. 30 hectare over,[1] en in Vlaanderen nog enkele hectares.[2] Alle blauwgraslanden zijn aangewezen als natuurreservaat. Beheerorganisaties zoals Natuurmonumenten proberen op verschillende plaatsen door het nemen van specifieke maatregelen als plaggen en vergroting van hoeveelheid en kwaliteit grondwater gedegenereerde blauwgraslanden te herstellen.[1]
In het verleden waren er in de Nederlandse laagveengebieden, maar ook in (of vaker aan de randen van) de beekdalen van de zandprovincies grote oppervlakten blauwgrasland. Er wordt geschat dat er in het begin van de twintigste eeuw in Nederland ca. 30.000 hectare van dit type begroeiing voorkwam.[1] Door wat toen als 'kwaliteitsverbetering' gezien werd, zoals het gebruik van kunstmest, verlaging van de grondwaterstand en ook wel door verzuring is er nog maar heel weinig van dit vegetatietype bewaard gebleven.
Naamgeving, etymologie en codering
- Syntaxoncode (Nederland): 16Aa1
De naam Cirsio dissecti-Molinietum is afgeleid van de wetenschappelijke namen van twee kensoorten binnen de associatie, de spaanse ruiter (Cirsium dissectum) en het pijpenstrootje (Molinia caerulea).
Volgens de overlevering, mogelijk afkomstig van de bekende vegetatiekundige Victor Westhoff, is de term blauwgrasland terug te voeren op de blauwachtig gekleurde grassen die er groeien. Hoewel er onloochenbaar verschillende duidelijk blauwachtige soorten voorkomen, is die kleur ook bij kerngezonde blauwgraslanden maar zelden over grotere oppervlakken te ontdekken. Er zou ook sprake kunnen zijn van een historisch gegroeide vergissing. In sommige dialecten wordt het woord 'blauw' behalve voor de kleur namelijk ook gebruikt in de betekenis van 'kwalitatief minderwaardig', zoals in de uitdrukking 'een blauwe maandag'. Het zou een zinnige verklaring zijn omdat het nadrukkelijk een type schraal-land betreft.
Vegetatie
De vegetatie kan gelijkenis vertonen met die van heischrale graslanden, natte heiden en/of kleine-zeggemoerassen.
Soortensamenstelling
Belangrijke soorten zijn blauwe zegge en pijpenstrootje, maar ook borstelgras, tandjesgras en witbol komen hier voor. In blauwgraslanden kunnen verder opvallend veel zeldzame plantensoorten voorkomen (al dan niet van de rode lijst) zoals parnassia, blauwe knoop, moerasviooltje, dopheide, zonnedauw, spaanse ruiter, melkeppe, gewone vleugeltjesbloem, heidekartelblad, klokjesgentiaan, veenpluis, wilde gagel, welriekende nachtorchis en gevlekte orchis.
De associatie heeft voor België en Nederland als belangrijkste soorten:
- Spaanse ruiter
- Vlozegge
- Blauwe knoop
- Klein glidkruid
Een boom- of struiklaag zijn bij dit type vegetatie afwezig.
Kruidlaag
Kensoort | Diff.soort | Abundantie | Nederlandse naam | Wetenschappelijke naam | Opmerking |
---|---|---|---|---|---|
kA | D | Spaanse ruiter | Cirsium dissectum | ||
kA | D | Blauwe zegge | Carex panicea | ||
kA | A | Blonde zegge | Carex hostiana | ||
kA | A | Vlozegge | Carex pulicaris | ||
kA | F | Cirsium ×forsteri | hybride Spaanse ruiter × Kale jonker | ||
kA | O | Klein glidkruid | Scutellaria minor | ||
kV | A | Blauwe knoop | Succisa pratensis | ||
kV | A | Biezenknoppen | Juncus conglomeratus | ||
kV | O | Melkviooltje | Viola persicifolia | ||
kO | A | Kale jonker | Cirsium palustre | ||
kO | A | Kleine valeriaan | Valeriana dioica | ||
kO | A | Ruw walstro | Galium uliginosum | ||
kO | A | Veelbloemige veldbies | Luzula multiflora | ||
kA | F | Wilde bertram | Achillea ptarmica | ||
kA | F | Lidrus | Equisetum palustre | ||
kA | F | Gewone engelwortel | Angelica sylvestris | ||
kK | A | Gestreepte witbol | Holcus lanatus | ||
kK | A | Scherpe boterbloem | Ranunculus acris | ||
kK | A | Knoopkruid | Centaurea jacea | ||
kK | A | Gewone brunel | Prunella vulgaris | ||
kK | F | Pinksterbloem | Cardamine pratensis | ||
kK | F | Veldzuring | Rumex acetosa | ||
kK | O | Grote pimpernel | Sanguisorba officinalis | ||
kK | O | Vogelwikke | Vicia cracca | ||
kK | O | Rode klaver | Trifolium pratense | ||
kK | O | Beemdlangbloem | Festuca pratensis | ||
kK | O | Gewone hoornbloem | Cerastium fontanum |
Fauna
Als fauna komen in blauwgrasland voor de vlinder pimpernelblauwtje, de moerassteekmieren, de vogels veldleeuwerik, gele kwikstaart, rietgors en kwartelkoning.[1]
Moslaag
Kensoort | Diff.soort | Abundantie | Nederlandse naam | Wetenschappelijke naam | Opmerking |
---|---|---|---|---|---|
kO | F | Boompjesmos | Climacium dendroides | ||
kK | F | Gewoon haakmos | Rhytidiadelphus squarrosus |
Zie ook
Bronnen, noten en/of referenties
|