Bloedglucosespiegel

De bloedglucosespiegel (glykemie, suikerspiegel) is een maat voor de hoeveelheid glucose die opgelost is in het bloed en wordt uitgedrukt in millimol per liter (mmol/l). Een normale nuchtere waarde ligt tussen de 4,0 en de 7,0 mmol/l. Indien de 'nuchtere' waarden bij een onbehandeld persoon boven de 7/8/,0 mmol/l en 'niet-nuchter' boven de 12,0 mmol/l liggen, spreekt men van diabetes mellitus (suikerziekte). In het grijze gebied tussen deze grenswaarden spreken sommigen wel, anderen niet van diabetes. Landelijk en internationaal worden over deze waarden periodiek afspraken gemaakt of ze worden herzien door medici op grond van onderzoeksresultaten. In Nederland spreekt het diabetesfonds van een voorfase van diabetes bij een nuchtere bloedwaarde tussen 6,1 en de 6,9 mmol/l nuchter gemeten.[1]

Geïdealiseerd diagram met de verandering over de dag van de hoeveelheid bloedsuiker (rood) en insuline (blauw) in het bloed bij een suikerrijke of zetmeelrijke voeding
Een bloedsuikermeter met strips en prikpen
Zelf meten van de bloedsuikerspiegel

De bloedglucosespiegel varieert over de dag. Vlak voor het eten zal deze wat lager zijn dan zo'n anderhalf uur na de maaltijd. Dit komt doordat er glucose uit het voedsel in het bloed komt. Alle cellen in het menselijk lichaam gebruiken glucose als energiebron.

Het hormoon insuline, geproduceerd door de eilandjes van Langerhans in de alvleesklier, stimuleert de opname van glucose in de cellen zodat de bloedglucosespiegel niet te hoog wordt. Verder zorgt insuline ervoor dat het teveel aan glucose in het bloed, in lever- en spiercellen omgezet wordt in glycogeen, zodat de bloedglucosespiegel zo weinig mogelijk schommelt. Het glycogeen wordt opgeslagen in die cellen, zodat het weer omgezet kan worden in glucose wanneer er een tekort is aan glucose in het bloed (glycogenolyse). Dat gebeurt onder andere onder invloed van de hormonen glucagon (ook geproduceerd door de eilandjes van Langerhans) en adrenaline. Ook kan het lichaam indien er te weinig glucose is, glucose maken via de gluconeogenese.

Bij mensen met diabetes mellitus ("suikerziekte") is dit regelend mechanisme niet helemaal in orde: er wordt te weinig insuline aangemaakt in de alvleesklier, of de insulinereceptor is ongevoelig voor het insuline. Mensen met diabetes kunnen last krijgen van hypoglykemie (te lage bloedglucosespiegel), hetgeen verholpen kan worden door koolhydraten te eten, of van een hyperglykemie (te hoge bloedglucosespiegel), in welk geval koolhydraten vermeden dienen te worden. De correcte balans vinden tussen deze uitersten, bijvoorbeeld bij zware inspanningen of sport, is soms moeilijk. Hypoglykemie is gevaarlijk omdat de hersenen genoeg glucose nodig hebben om te functioneren. Hyperglykemie veroorzaakt op lange termijn allerlei problemen, vooral in het vaatstelsel. Deze treden dan ook meestal op bij diabetes mellituspatiënten.

Bij diabetes mellituspatiënten wordt regelmatig HbA1c (versuikerd hemoglobine) in het bloed gemeten om de glucosespiegel in het bloed over langere tijd te volgen.

Behalve in mmol/l wordt de bloedglucosespiegel ook wel in gram/liter (o.a. Frankrijk) of in milligram/deciliter (o.a. Duitsland, België) uitgedrukt.

1 mmol/l = 18 mg/dl = 0,18 g/l

Zie ook

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.