Diabetes mellitus

Diabetes mellitus (letterlijk 'honingzoete doorstroming') is een aandoening die wordt gekenmerkt door herhaaldelijk verhoogde bloedglucosewaarden (hyperglykemie). De Nederlandstalige aanduiding suikerziekte, of kortweg suiker, wordt ook gebruikt. Het is echter niet zo dat diabetes zou kunnen ontstaan door te veel suiker te eten, of dat men geen suiker zou mogen eten als men diabetes heeft.

Neem het voorbehoud bij medische informatie in acht.
Raadpleeg bij gezondheidsklachten een arts.
Diabetes
Diabetes mellitus
De blauwe cirkel is het internationale symbool voor diabetes mellitus
Coderingen
ICD-10E10E14
ICD-9250
MedlinePlus001214
eMedicinemed/546emerg/134
MeSHC18.452.394.750
NHG-standaardM01/samenvatting
Portaal    Geneeskunde

Hoe hoog de bloedglucosewaarden precies moeten zijn en onder welke omstandigheden die metingen moeten worden gedaan is internationaal vastgelegd in afspraken, die soms per land iets kunnen verschillen. Continue hyperglykemie veroorzaakt, als ze hoog genoeg is, glucosurie (suikerverlies via de urine) wat in ernstige gevallen een merkbare polyurie (veel urineren) zowel als polydipsie (veel drinken) ten gevolge heeft. Uiteindelijk kan een langdurige hyperglykemie of een te hoge hyperglykemie leiden tot coma als dit niet op tijd herkend en behandeld wordt.

Voorkomen

Wereldwijd hadden in 2010 zo'n 180 miljoen mensen diabetes. Van de naar schatting 800.000 Nederlanders met deze ziekte, waren er zo'n 250.000 die diabetes hadden zonder het te weten. Het Nederlandse ministerie van Volksgezondheid (VWS) heeft in 2005 van diabetes een speerpunt gemaakt. Het doel is om de diabeteszorg in Nederland te verbeteren. De diabetesorganisaties in Nederland én het ministerie van VWS zijn van mening dat zeker twee derde van de mensen met diabetes onvoldoende goede diabeteszorg krijgt.

Diabetes Mellitus (DM) type 1 en 2 komen beide in alle leeftijdscategorieën voor, echter type 2 bij het Kaukasische (blanke) ras vooral na het 40e levensjaar. Bij andere etnische groepen begint het vaak al op jongere leeftijd. Vooral mensen van Hindoestaanse, negroïde, mediterrane of Aziatische afkomst hebben een extra hoge kans om DM type 2 te ontwikkelen. Deze personen dienen vanaf kinderleeftijd al gescreend te worden. Van de patiënten met DM type 2 heeft zo'n 80-85% overgewicht. DM type 2 staat bekend om de familiaire belasting. Bij DM type 1 is dit veel minder het geval.

Diagnose

De conventie stelt dat de ideale bloedglucosewaarde (de bloedglucosespiegel) afhankelijk van omstandigheden tussen de 4 en de 8 mmol/liter dient te liggen. Een normale nuchtere waarde ligt tussen de 4 en de 5,6 mmol/l (of tussen de 60 en de 160 mg(suiker)/dl(bloed)). Indien de 'nuchtere' waarden bij een onbehandeld persoon boven de 6 mmol/l en 'niet-nuchter' boven de 11,0 mmol/l liggen, spreekt men van diabetes mellitus (suikerziekte). In het grijze gebied tussen deze grenswaarden spreken sommigen wel, anderen niet van diabetes. Landelijk en internationaal worden over deze waarden periodiek afspraken gemaakt of ze worden herzien door medici op grond van onderzoeksresultaten. Meestal wanneer men met klachten komt met de symptomen van diabetes mellitus zitten ze royaal boven de streefwaarden. Om met zekerheid te bepalen of een persoon diabetes heeft en welk type hij heeft, dient bij het bloedonderzoek niet alleen de bloedglucosewaarde bepaald te worden, maar ook het c-peptide en het insulinegehalte van het bloed. Een type-1-patiënt vertoont een verhoogde bloedglucosewaarde maar produceert geen c-peptide meer; een type-2-patiënt vertoont meestal (maar niet altijd) een verhoogde bloedglucosewaarde die altijd gepaard gaat met een verhoogd insuline-niveau.[1]

Etymologie

De naam diabetes mellitus (Grieks diabètès = sifon, van dia = door[heen], bainoo = gaan en Latijn mellitus = honingzoet), letterlijk "zoete doorstroom" of zoete urine, is ontstaan door de zoete smaak van de urine van deze patiënten. Vóór de chemische analyse van urine mogelijk werd, was een arts aangewezen op de eigen zintuigen. Het proeven van de urine was een gangbare manier van onderzoeken. Een andere wijze was de urine in een schoteltje buiten te zetten en te kijken of er wespen en andere insecten op afkwamen.

Oorzaak van de ziekte (Pathogenese)

Diabetes is een ongeneeslijke stofwisselingsziekte waarbij het lichaam onvoldoende energie uit glucose (suikers) kan halen. Suikers kunnen in de meeste cellen (insulineafhankelijke cellen) alleen opgenomen worden in aanwezigheid van voldoende insuline als er tevens werkende insuline-receptoren op die cellen aanwezig zijn. De precieze oorzaak van diabetes is nog niet bekend. De bekendste problemen bij diabetes zijn:

  1. onvoldoende of geen productie van insuline (bekend als diabetes type 1).
  2. een probleem met betrekking tot de insuline-receptoren (bekend als diabetes type 2).

Gevolgen

Wanneer de glucose niet of onvoldoende in de cellen opgenomen kan worden, stijgen de bloedglucosewaarden; er treedt hyperglykemie op. Dit heeft diverse gevolgen:

  • De meest acute complicatie is ketoacidose. Hierbij treedt verzuring op in alle weefsels en organen, wat misselijkheid en soms braken tot gevolg heeft (dit begint bij 17 mmol/l en hoger).
  • In de nier zal de concentratie glucose in het bloed zo hoog zijn dat niet alle suikers opnieuw geabsorbeerd kunnen worden. Hierdoor gaat er suiker via de nier verloren in de urine. Dit gaat gepaard met extra waterverlies, waardoor er grote volumes urine worden geproduceerd: polyurie. Door het grote urine-verlies stijgt het dorstgevoel en zal de patiënt veel drinken. Dit noemt men polydipsie.

Symptomen

  • Veel mensen met type 2 diabetes zijn geheel of nagenoeg symptoomloos.
  • Het al eerder genoemde veel plassen en veel drinken treedt op bij hoge tot zeer hoge bloedglucosewaarden (boven de 12 mmol per liter).
  • Patiënten hebben bij een slechte glucosespiegel (te hoog) vaker dan gemiddeld last van blaasontsteking, witte vloed, en/of steenpuisten.
  • Soms kan men aceton ruiken in de adem van patiënten met diabetes met name als glucose door het insulinetekort zo slecht kan worden verwerkt dat het lichaam overgeschakeld is op vetverbranding, waarbij ketonen als nevenproducten ontstaan, waarvan aceton er een is. De glucosespiegel in het bloed is dan meestal veel te hoog. Bij hoge bloedsuikers en ernstige uitdroging kan ketoacidose (een metabole acidose) met een levensgevaarlijk coma optreden.
  • Vergrote kans op niet of slecht helende wonden, doordat de zenuwen niet meer goed werken en men het (voornamelijk op de voet) niet meer goed voelt wanneer er een wondje ontstaat. Deze helen meestal slecht of niet.
  • Rode of branderige ogen. Wazig zien. Ontsteking aan de ogen.
  • Vermoeidheid of slaperigheid
  • Impotentie
  • Een droge mond en een droge tong
  • Er ontstaat polyfagi (verhoogd hongergevoel) door de verminderde opname van glucose in spier-, lever- en vetcellen, die insuline nodig hebben om glucose op te nemen
  • Polyneuritis wat ontsteking van verschillende zenuwen betekent, polyneuritis veroorzaakt gevoelsstoornissen (veel lager sensorisch gevoel).
  • Verhoogde kans op macrosomie
  • Bij veel te hoge hyperglykemie is er kans op coma

Complicaties

Op de lange termijn kunnen ook andere complicaties optreden, dit hangt veelal af van hoe regelmatig de patiënt een te hoge bloedsuikerspiegel heeft:

  • In de grotere slagaders treedt een sterk versnelde atherosclerose op. Diabetes mellitus is de belangrijkste risicofactor voor hart- en vaatziekten. Ook de kleinste slagadertjes gaan minder goed werken (microangiopathie) wat tot schade overal in het lichaam leidt, bijvoorbeeld diabetische retinopathie, een beschadiging van het netvlies met als gevolg slechtziendheid of zelfs blindheid, of diabetische nefropathie, waarbij de nieren niet goed meer werken.
  • De gevoelszenuwen gaan minder goed werken, waardoor na jaren vaak ongevoeligheid optreedt in de voeten en de handen. De voeten en handen gaan prikkelen en tintelen en tezelfdertijd wordt de tastzin minder goed, waardoor fijn werk zoals b.v. het dichtmaken van knoopjes onmogelijk wordt of de patiënt niet meer voelt dat hij in een punaise heeft getrapt. Dergelijke wondjes gaan bovendien eerder ontsteken door het hogere suikergehalte en de genezing gaat slechter door de verstoorde bloedtoevoer. De patiënt merkt het pas laat omdat hij het niet voelt. Dit kan ertoe leiden dat op den duur tenen, voeten of onderbenen verloren gaan, omdat ze moeten worden geamputeerd.

Classificaties

Juveniele versus ouderdomsdiabetes

Toen de pathogenese van diabetes nog onbekend was, klasseerde men de patiënten volgens de symptomen. De jeugdige (juveniele) vorm was een ernstige vorm die reeds in de kindertijd tot uiting kwam. De kinderen waren erg mager, hun spieren 'smolten' weg en ze stierven jong.

De ouderdomsdiabetes trad pas op latere leeftijd op en was een mildere vorm. Oorzaak en behandeling waren onbekend.

Insuline-afhankelijke versus insuline-onafhankelijke diabetes

Toen het onderliggende probleem eenmaal beter werd begrepen, deelde men de diabetes in op basis van de behandeling. Type 1 of insuline-afhankelijke vorm was de ernstigste vorm, waaronder ook de voormalige juveniele diabetes viel, type 2 was de insuline-onafhankelijke diabetes waaronder de meeste van de voormalige 'ouderdomsdiabetici' vielen.

β-celdestructie versus intacte β-cellen

Tegenwoordig wordt de pathogenese van diabetes nog wat beter begrepen en klasseert men de diabetes ook wel in een β-cel-destructieve diabetes (type 1), en β-cel-intacte diabetes (type 2). Aangezien type 2 ten gevolge van westerse leefstijl (overgewicht, weinig lichaamsbeweging) steeds vaker bij mensen van onder de 50 optreedt, is de term ouderdomsdiabetes niet meer van toepassing.

Bij diabetes type 1 maken de β-cellen in de alvleesklier onvoldoende insuline aan ten gevolge van de uitgebreide vernietiging van deze β-cellen (eilandjes van Langerhans). Hier is sprake van een absoluut tekort aan insuline.

Oorzaken hiervan kunnen zijn:

  • auto-immuundestructie van de β-cellen
  • met onbekende oorzaak: idiopathische destructie van de β-cellen
  • infectueuze destructie van de β-cellen
  • chemische destructie van de β-cellen
  • een algemeen alvleesklier-probleem
  • IJzerstapeling hemochromatose (bronzen diabetes)

Type 1 is bij kinderen en jongeren veruit de meest voorkomende vorm. De meeste gevallen van type 1 ontstaan door de auto-immuundestructie. Er zijn gevallen waarbij deze vorm zich al openbaart in het tweede levensjaar. Het is echter ook mogelijk dat dit pas na de leeftijd van 25 jaar het geval is; men spreekt dan van LADA's, wat een afkorting is van Latent Auto-immune Diabetes in Adults (Latente Auto-immune Diabetes bij Volwassenen). Door de toename van overgewicht bij kinderen groeit echter het aandeel van type 2-diabeten onder kinderen met diabetes.

Bij diabetes type 2 zijn de β-cellen in voldoende mate aanwezig. Absoluut is er dus voldoende insuline aanwezig, maar reageert het lichaam er onvoldoende op. Er is dus een relatief tekort aan insuline. Oorzaken hiervan kunnen zijn:

  • te weinig receptoren op de cellen.
  • insulineresistentie: er is een defect in de insulinecascade. Hierdoor wordt er minder GLUT-4 getransloceerd naar het celmembraan. GLUT-4 zorgt voor de opname van glucose.

Type 2 komt ook voor op alle leeftijden, maar met name bij ouderen en bij mensen met overgewicht. De exacte redenen waarmee overgewicht kan bijdragen tot ontwikkeling van DM-type II zijn nog niet ontegenzeggelijk geïdentificeerd, maar over de bijdrage van vrije vetzuren (NEFA's, naar het Engelse non-esterified fatty acids) worden volgende mogelijkheden alvast niet uitgesloten:[2]

  • bevordering van lipotoxiciteit in pancreatische β-cellen vermindert de insulineloslating (op zeer lange termijn en bij overdreven obesitas; bij matig overgewicht en matige obesitas zal de insulinotrope (dat wil zeggen, hetgeen de loslating van insuline uit de β-cellen bevordert) werking ten gevolge van de gestegen glycemie nog doorwegen (dit is ook de reden waarom zo'n 80% van de populatie met overgewicht/obesitas geen DM-type II ontwikkelt);
  • competitie met glucose voor oxidatie in mitochondriën laat glucose ongebruikt in de bloedbaan achter;
  • negatieve interferentie met de pathway die GLuT-4-receptoren naar de celmembranen transloceert (dit zou voor de eigenlijke resistentie zorgen).

Zwangerschapsdiabetes is een bijzonder geval van diabetes type 2, waarbij de moederkoek van de foetus hormonen (oa HPL, cortisol) aanmaakt die de insuline van de moeder tegenwerken. De alvleesklier van de moeder moet twee tot drie maal meer insuline produceren om hetzelfde effect te behouden in de cellen. Indien de alvleesklier van de moeder hiertoe niet in staat is, ontstaat er zwangerschapsdiabetes. Deze vorm van diabetes verdwijnt meestal enkele dagen na de geboorte van het kind. Toch hebben dergelijke moeders later een duidelijk grotere kans op diabetes type 2. Het komt in de zwangerschap ook wel voor dat de nier wat glucose doorlaat zonder dat de waarden die in het bloed gemeten worden verhoogd zijn: er bestaat dan alleen een verlaagde nierdrempel voor glucose.

Behandeling

Het meten van de bloedsuikerspiegel met een glucosemeter

Orale medicatie en leefregels

Diabetes type 2 is te behandelen met een dieet en met een aantal orale geneesmiddelen (sulfonylureumderivaten zoals Amaryl(R) en Uni Diamicron (R), biguaniden zoals metformine en thiazolidinedionen zoals pioglitazone)

Aangeraden wordt om te sporten, omdat dit hyperglykemie verlaagt; dat komt doordat de gebruikte skeletspieren geen insuline nodig hebben om glucose op te nemen. Het is bij mensen met diabetes van nog meer belang dan bij andere groepen dat zij niet roken, een normaal gewicht handhaven, aan lichaamsbeweging doen en een eventuele hoge bloeddruk en hoog cholesterol laten behandelen.

Ter voorkoming van complicaties bij diabetes zou kamillethee[3] en kurkuma (geelwortel) ingezet kunnen worden.[4]

Insuline

Type 1 kan alleen worden behandeld met insuline. Insuline wordt ook gebruikt als diabetes type 2 niet afdoende reageert op behandeling met tabletten. De behandeling van diabetes bestaat niet alleen uit medicatie. Het gaat erom de bloedglucosespiegel zo stabiel mogelijk te houden door een combinatie van medicatie, dieet en bewegen. Dat is er ook de reden van dat mensen met diabetes met mate suiker mogen gebruiken, in tegenstelling tot wat vroeger gedacht werd. Het gaat om de totale koolhydraatinname. Mensen met diabetes dienen zich zowel te hoeden voor een hypoglykemie (te lage bloedglucosespiegel), hetgeen verholpen kan worden door koolhydraten te eten, als voor hyperglykemie (te hoge bloedglucosespiegel), in welk geval koolhydraten vermeden dienen te worden en indien mogelijk insuline bijgespoten moet worden. De correcte balans vinden tussen deze uitersten, bijvoorbeeld bij zware inspanningen of sport, is soms moeilijk.

Tegenwoordig wordt insuline toegediend op twee manieren.

  • Insuline injectie door middel van een spuit met korte naald.
  • Een insulinepomp die zorgt voor een constante toevoer van insuline in het lichaam van de patiënt. Hierbij zit een katheter in buik, arm of bil die om de drie à vier dagen vervangen moet worden.

Insuline bestaat in zeer kort-, kort- en langwerkende vormen en verschillende mixen hiervan; alle moeten worden ingespoten onder de huid of door middel van een insulinepomp worden ingebracht. Ook combinaties tussen orale medicatie en verschillende soorten insulines zijn mogelijk.

Bij lang gebruik van insuline kan een soort gewenning optreden bij patiënten met diabetes type 1 waardoor de patiënt meer en meer moet spuiten voor dezelfde hoeveelheid koolhydraten.

Risico's en controles

Mensen met diabetes hebben een grotere gevoeligheid voor bepaalde risicofactoren dan gezonden, met name roken, hoge bloeddruk en een te hoog cholesterol, samen ook wel het metabool syndroom genoemd. In Nederland wordt ernaar gestreefd diabetes en alle bijkomende problemen als een geheel te behandelen, waarbij patiënten een paar maal per jaar worden gezien. Hierbij wordt gekeken naar:

  • De bloedglucosewaarde, en de behandeling wordt geoptimaliseerd. Naast de concentratie van glucose zelf in het bloed, die van uur tot uur sterk kan wisselen, is er een stof die een weerspiegeling is van de gemiddelde glucoseconcentratie gedurende de afgelopen paar weken, namelijk het HbA1C of geglycolyseerde hemoglobine. Hieraan kan de gemiddelde bloedglucosespiegel over een periode van enkele maanden worden beoordeeld, op voorwaarde dat er geen anemie of hemoglobinopathie aanwezig is.;[5]
  • De voeten worden geïnspecteerd: zo nodig wordt de podotherapeut of medisch pedicure ingeschakeld;
  • Het optreden van neuropathie wordt gesignaleerd;
  • Het rookgedrag wordt gemonitord en de patiënt wordt aangemoedigd te stoppen;
  • Hoge bloeddruk wordt actief opgespoord en behandeld;
  • Het cholesterolgehalte wordt gemeten en behandeld als daar aanleiding toe is, in sommige richtlijnen wordt primaire preventie aanbevolen en dus standaard een statine voorgeschreven;
  • De patiënt wordt aangemoedigd te bewegen en zijn lichaamsgewicht laag te houden;
  • De patiënt wordt geregeld door een oogarts nagekeken om een optredende diabetische retinopathie in een vroeg stadium te kunnen behandelen middels lasertherapie.

Een overgrote meerderheid van de diabeten (met name type 1) meet de eigen bloedglucosewaarde met een glucosemeter. De patiënt kan zelf met een prik, meestal in de vingertop, via een kleine bloeddruppel controleren wat zijn bloedglucosewaarde is en eventueel de hoeveelheid te injecteren insuline daarop aanpassen. Tegenwoordig is het ook mogelijk de bloedsuiker te meten aan de hand van een sensor die in de arm geplaatst is en die na enkele weken vervangen moet worden. De grootste voordelen van deze sensor is dat er geen puntmeting meer gedaan wordt maar een constante meting en er een trend waargenomen kan worden op korte of lange termijn, het is mogelijk zo veel te meten als nodig en vingerprikken is niet meer nodig. Deze zogenaamde zelfcontrole is van groot belang voor een zo stabiel mogelijke bloedglucosewaarde en het daarmee zo veel mogelijk voorkomen van late complicaties.

Onderzoek en ontwikkelingen

In België worden zo veel mogelijk nieuwe gevallen van diabetes, jonger dan 40 jaar, geregistreerd in het Belgisch Diabetes Register. Er wordt demografische en klinisch-biologische informatie van de patiënten verzameld. Het doel hiervan is de prevalentie van diabetes in kaart te brengen, en oorzaken en merkers van diabetes te zoeken. Merkers zijn manieren om de ziekte of het risico erop, zo vroeg mogelijk te diagnosticeren. De merkers kunnen genetisch, immunologisch of hormonaal zijn. Zo kunnen eventueel links gelegd worden tussen erfelijke factoren, levensstijl en het risico op diabetes. Ook worden eerstegraadsverwanten onderzocht, zodat de ziekte eventueel vroeger wordt opgespoord bij deze risicopersonen. Op termijn leidt dit misschien tot het herkennen van diabetes in een zeer vroeg stadium, zodat de ziekte beter kan worden behandeld.

Ook in Nederland wordt soortgelijk onderzoek uitgevoerd. Diabetescentrum Diabeter werkt samen het Universitair Medisch Centrum Groningen om zoveel mogelijk biomaterialen van mensen met diabetes te verzamelen. Deze materialen worden gebruikt om te kunnen differentiëren tussen verschillende vormen van diabetes type 1.

Tegenwoordig wordt er onderzoek verricht naar de transplantatie van β-cellen in de alvleesklier teneinde bepaalde vormen van diabetes te kunnen genezen. Dit gebeurt bijvoorbeeld in België door het JDRF Center for Beta Cell Therapy. In de Bèta Cell Bank in het UZ Brussel worden zo'n 140 pancreassen per jaar verwerkt, waarvan zo'n 60% gebruikt wordt voor het testen van transplantaties naar patiënten met diabetes type 1.

Ook implanteerbare insulinepompjes worden al getest. Deze laatste zouden een nagenoeg ideale behandelingsmethode kunnen zijn, vooral als het mogelijk zou worden om het pompje zelf ook continu de bloedglucosespiegel te laten meten en de insulineafgifte daarop aan te passen. Dit zelf meten door een implanteerbaar apparaatje is echter (in 2004) nog niet goed mogelijk.

Daarnaast is in 2007 in de VS een systeem toegelaten bestaande uit een insulinepomp en een glucose-sensor, die via een teflon canule de bloedsuiker kan meten. Dit is een grote stap in de richting van het zogeheten "closed-loop"-systeem, waarbij men op langere termijn een systeem hoopt te ontwikkelen dat afhankelijk van de bloedsuikerwaarde de insulinetoevoer regelt.

In 2012 is door de Europese Unie geïnvesteerd in een Nederlands bedrijf (Inreda Diabetic) dat ondersteund wordt door een aantal Nederlandse partners (waaronder het AMC en Universiteit Twente) dat zich bezig houdt met de ontwikkeling van de kunstmatige alvleesklier. Deze veelbelovende ontwikkeling betreft een bi-hormonaal, volledig geautomatiseerd gesloten systeem. Dit betekent dat de bloedsuikerwaarde volledig automatisch zowel omhoog als omlaag geregeld kan worden, zonder menselijk ingrijpen. De verwachting is dat in 2019 de kunstmatige alvleesklier beschikbaar komt voor de eerste diabetespatiënten en een volwaardige markttoetreding in 2020 zal plaatsvinden.

In 2005 en 2006 werd er in Engeland en de VS inhaleerbare insuline op de markt gebracht. Dit bleek echter geen succes, en de ontwikkeling en productie van inhaleerbare insuline is in 2008 vrijwel helemaal gestopt.

In 2010 vestigde JDRF zich in Nederland. Zij zijn onder andere betrokken bij het onderzoek van prof. dr. Bart Roep (LUMC) naar genezing van Type 1 Diabetes en financieren over de hele wereld onderzoek op basis van vijf oplossingspaden.

In 2015 werd een insulinepomp geïntroduceerd die in combinatie met een sensor die de bloedglucose meet, lage bloedsuikers kan voorkomen.

In november 2015 ging het door IMI-JU (Innovative Medicines Initiative) gesponsorde project INNODIA[6] van start, een partnerschap tussen de Europese Unie, de Europese farmaceutische industrie en 2 Amerikaanse Charity organisaties. INNODIA is een grootschalig consortium van 33 Europese partners, hoofdzakelijk academische en klinische centra, maar ook farmceutische bedrijven actief in het diabetes onderzoek, en wordt gecoördineerd door professor Chantal Mathieu van UZ Leuven. Het consortium streeft naar een concrete vooruitgang op vlak van voorspellen, ontwikkelen, evalueren en voorkomen van type 1 diabetes. Dat gebeurt aan de hand van nieuwe tools, waaronder biomerkers, ziektemodellen en klinische studieparadigma’s. Ook wordt een geïntegreerde databank opgezet voor de verwerking van data van klinische en experimentele bronnen.

Diabetes en alcohol

Hoewel het van persoon tot persoon verschilt, moet iemand die diabetes heeft oppassen met alcohol. Bij het drinken van een biertje bijvoorbeeld, zal de bloedsuikerwaarde door de suikers (koolhydraten) die het bier bevat eerst stijgen, waarna ze op lange termijn weer zal dalen door de alcohol. Bij het drinken van sterkedrank, zoals whisky bijvoorbeeld, zal de bloedsuikerwaarde enkel dalen (dit is ook afhankelijk van de soort sterke drank (al dan niet gezoet)).

Afhankelijk van de mate waarin de diabetespatiënt er voorspelbaar op reageert, wordt alcohol ook weleens gebruikt als actief middel om de bloedsuikerwaarde tijdelijk te verlagen, bijvoorbeeld wanneer insuline niet voorhanden is. Dit is echter een riskante praktijk.

Recent onderzoek van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), uitgevoerd in samenwerking met het Julius Centrum van het Universitair Medisch Centrum Utrecht, TNO en de Universiteit van Wageningen, heeft uitgewezen dat het drinken van één tot twee glazen alcohol per dag door volwassenen de kans op het ontstaan van diabetes type 2 verkleint.[7]

Diabetes en energiedrankjes

Energiedrankjes (Energy Drink) met een hoog gehalte aan cafeïne en suikers kunnen een enorme stijging van de bloedsuikerspiegel veroorzaken waardoor deze drankjes een risico kunnen zijn voor mensen met diabetes of mensen met een erfelijke aanleg voor diabetes.[8][9]

Gevolgen

Diabetes is een aandoening die na een lange periode van veel slechte waardes op vele plaatsen schade in het lichaam van de patiënt veroorzaakt, waardoor de levensverwachting en de levenskwaliteit duidelijk afnemen. De gevolgen zijn bij een goede behandeling wel duidelijk minder ernstig.

De schade wordt vooral veroorzaakt door veranderingen aan de vaatwand van de bloedvaten, met name de grote en kleinere slagaders. Atheromatose treedt bij mensen met diabetes sterk versneld op en geeft aanleiding tot een veel grotere kans op een hartinfarct, beroerte, nierfalen en amputatie van bijvoorbeeld een voet dan bij gezonde mensen. Ook het netvlies kan schade lijden waardoor op den duur blindheid kan ontstaan. Impotentie en incontinentie is eveneens een vaak voorkomend gevolg van diabetes door neuropathie.

Tevens is er door de wisselende 'hoge' en 'lage' bloedsuikergehaltes hersenbeschadiging mogelijk, net als bij alcoholisten. Hier wordt nog veel onderzoek naar gedaan en men is er nog niet uit of juist het hoge of lage bloedsuikergehalte het schadelijkst is.

Met de nodige zelfdiscipline kunnen mensen met diabetes normaal functioneren in de maatschappij. De gevolgen van deze ingrijpende ziekte voor het dagelijks leven moeten echter niet onderschat worden: slechts weinigen kunnen de mate van discipline opbrengen die hun artsen graag zouden zien. Het gaat weliswaar om zeer ernstige gevolgen, maar het tijdstip waarop die optreden lijkt voor de jonge mens met diabetes nog heel ver weg.

De kwaliteit van leven van mensen met suikerziekte type I is vergelijkbaar met die van gezonde mensen, blijkt uit onderzoek door dr. Bertien Hart aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Wel wordt de kwaliteit van leven sterk negatief beïnvloed bij het ervaren van een hoog bloedglucosegehalte en symptomen van chronische complicaties.[10] Ook kan er achterstand ontstaan in de puberteit. Een voorbeeld daarvan is dat bij vrouwen de borsten zich later ontwikkelen en dat ze later ongesteld kunnen worden.

Andere vormen van polyurie

Hoewel de term diabetes in de dagelijkse praktijk vooral wordt gebruikt voor diabetes mellitus, een frequent voorkomende aandoening, zijn er ook andere aandoeningen die gepaard gaan met deze "doorstroom" van urine. Een daarvan is diabetes insipidus (= smakeloos), waarbij de hormonale regulatie van de terugresorptie van water in de nieren verstoord is. Medicamenten kunnen eveneens een polyurie veroorzaken als gevolg van een verminderd concentrerend vermogen van de nier. Dit kan optreden bij psychofarmaca, met als belangrijkste voorbeeld lithium. Een andere oorzaak van polyurie kan zijn primaire of psychogene polydipsie waarbij veel urine geproduceerd wordt omdat er in eerste plaats veel gedronken wordt.

Zie ook

Zie de categorie Diabetes mellitus van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.