Beleg van Doesburg

In juni 1672 trokken de Franse met hulp van het bisdom Keulen en Münster de republiek van Nederland binnen. De Slag bij Tolhuis vond plaats op 12 juni 1672, die de Fransen met overmacht wonnen. Daarna werd het grote leger in tweeën gesplitst, Graaf Turenne belegerde Nijmegen en Arnhem en Lodewijk XIV trok door de achterhoek. Hun bondgenoten Münster en Keulen trokken naar Drenthe en Groningen, waar onder meer het beleg van Bredevoort en Coevorden werden gewonnen.

LodewijkXIV verbleef van 4 juli tot 9 juli op Huis Waayenstein, daarna van 9 juli tot 15 juli in Emmerik en in de aanloop van 16 juli nam hij zijn intrek op Huize Ulenpas. De stad had voor het beleg maatregelen genomen door het verbeteren van de vesting en het graven van grachten en het opwerpen van aardenwallen door boeren uit de streek. De kolonel Johan Ingen van Nuland was hoofd gezagvoerder over de stad.

• 16 & 17 juli - De Franse troepen begonnen met het naderen van de stad, zette hun tenten kampen op en begonnen met het versturen van dwingende overgave brieven tot de stad. Alle brieven werden ongeopend terug gezonden.

• 18 juli - Het Franse leger wist zich zo dicht tot de stad te naderen dat ze een batiljon met artillerie konden opzetten om tegenstand als ook weerstand te geven[1].

• 19 juli - Een Franse trompetter en bode verschenen voor de stadspoorten om de stad tot een ultimatum te laten komen, weer werden ze heen gezonden. De Grote kerk werd door het Franse geschut zwaar getroffen, waarna een groot gedeelte van de bevolking naar de Gasthuiskerk uitweek om zich te verbergen voor de aanvallen.

• 21 juli - vanuit Doesburg waren er twee stadsuitvallen met ruiters en troepen, beide van korte duur omdat ze onvoldoende gesteund werden door de artillerie op de stadsmuren. Door onenigheid tussen de gezagdragers en anderzijds de burgerbevolking en ook de militairen troepen werd besloten in de avond omzich aan de Fransen over te geven[2].

Na de overgave moest Doesburg en haar bewoners een Oorlogsvergoeding betalen van circa 8000 florijnen, dat merendeels in goederen van sieraden, goud, tin en koper werd betaald. Tijdens het beleg verloor een belangrijke Franse officier genaamd "Martinet" het leven. De Franse bleven tot in 1674 waarna ze de stad verlieten en vanaf 1678 met de Vrede van Nijmegen behoorde het weer helemaal bij de Nederlanden.