Academie voor Schone Kunsten Brugge

De Brugse Academie opgericht in 1717 is een van de oudste academies voor schone kunsten in de Lage Landen. Tegenwoordig is het een stedelijke kunstinstelling geworden voor kunst en cultuur onderwijs. Met leergangen voor kinderen, jongeren en volwassenen zowel overdag als 's avonds of in het weekend.

Gebrouw van de Academie voor Schone Kunsten Brugge

Stichting

De Vrije ende Exempte confrerie van de teeken- ende schilderconste, over het algemeen bekend als Academie voor Schone Kunsten in Brugge, was een initiatief van vier kunstschilders: Jan Baptist Herregouts (1640-1721), Jozef Vanden Kerckhove (1667-1724), Judocus Arschot (ca. 1670-1721) en Marc Van Duvenede (ca. 1674-1725). Toen ze in 1716 een verzoek richtten tot het stadsbestuur om een school te mogen organiseren, werden ze gesteund door de abt van de Eekhoutteabdij De Witte, door vier kanunniken en door zes vooraanstaande inwoners van de stad.

De stad keurde het initiatief goed en stelde vanaf 1720 een lokaal ter beschikking: de Poortersloge.

Het initiatief kwam er ondanks het gemopper en de tegenwerking van de ambachtsgilde die hierin terecht een afbrokkeling van haar monopoliepositie erkende. Het initiatief was progressief, want pas later zou een dergelijke onafhankelijke academie, buiten de ambachtsgilde, tot stand komen in grotere steden zoals Brussel (pas degelijk georganiseerd vanaf 1763), Antwerpen (pas vanaf 1741) en Gent (pas vanaf 1751). De academies in andere steden van de Zuidelijke Nederlanden volgden pas later: Doornik (1756), Kortrijk (1760), Mechelen (1771), Oudenaarde (1773), Aat (1773) en Luik (1773).

Toen het stadsbestuur van Rijsel in 1755 een tekenschool wilde openen, kwam ze bij die van Brugge om informatie. In 1761 verklaarde gouverneur-generaal de Cobenzl dat de academies van Brugge en Antwerpen de beste waren. Wanneer de Academie van Gent in 1770 moest hervormd worden, kwam het Gentse stadsbestuur in Brugge informeren hoe dat best kon.

De Vrije Academie

De eerste jaren van de academie verliepen moeizaam. De stichters stierven, de financiële middelen waren te gering en na tien jaar hield de academie feitelijk op te bestaan. Pas tien jaar later zou de draad weer worden opgenomen en van toen af, onder de leiding van Matthijs de Visch, veroverde de academie een bestendige plek in het Brugse artistieke leven.

Naast de materiële hulp van het stadsbestuur, leefde ze vooral dankzij de jaarlijkse lidgelden en de giften van een honderdtal vermogende Bruggelingen, die als 'confrater' lid waren van de 'confrérie'. Het ging dus om een genootschap, met eigen organisatie en standregelen, en met als hoofdzakelijk (niet uitsluitend) doel de nodige middelen bijeen te brengen om de academie als onderwijsinrichting mogelijk te maken.

De vereniging werd voorgezeten door een 'protecteur'. In de beginjaren was dat Jan-Christiaan Madoets (†1724), gouverneur van Damme. Na hem kwam Philippe-Charles de Schietere de Maelstaple (1686-1755), schout van Brugge en het Brugse Vrije, die omringd werd door enkele 'zorgers', onder wie een griffier en een penningmeester. Na de dood van de Schietere werd landvoogd Karel van Lotharingen de 'protecteur' en het bestuur van 'assesseurs' werd voortaan geleid door een 'president'. De eerste presidenten waren:

De academie kende een aanzienlijke tegenslag door een brand die in 1755 uitbrak in haar lokalen. Zowel de aloude rederijkerskamer van de Heilige-Geest als de academie verloren hun archieven, hun meubels en heel wat kunstwerken. Toch werd men niet moedeloos en enkele maanden later was de Poortersloge weer hersteld en konden de lessen worden hernomen. Vanaf 1769 mocht de academie de titel 'Koninklijk' dragen.

De stedelijke Academie

Directie en lerarenkorps van de Academie voor Schone Kunsten, Brugge (1918); zittend van links naar rechts: Jozef Boels, Emile Rommelaere, Etienne Timmery, Flori Van Acker, directeur, Oscar De Breuck, J. Pee, Gustaaf Pickery. Staand, eveneens van links naar rechts: Theo Devuyst, Georges De Sloovere, Jaak Boels, Victor De Loose, Charles Poupaert, Jef Van de Fackere, Hugo Goethals, Flori Aerts, en Aug. Goossens

In 1876 had de katholieke partij de meerderheid in het stadsbestuur verworven en werd Amedée Visart de Bocarmé burgemeester. Als gevolg van de gedeeltelijke vernieuwing van de gemeenteraad, had hij naast zich nog een paar liberale schepenen. Bij een volgende verkiezing verdwenen ze en was een homogeen katholiek schepencollege aan de macht. Die kreeg het duidelijk op de heupen toen het vastelde dat de kunstacademie een soort bolwerk van de oppositie werd. Er werd beslist hiermee korte metten te maken. De steun aan de Vrije academie werd opgezegd, de lokalen werden haar afgenomen en het stadsbestuur stichtte een eigen academie, die voortaan tot het stedelijk onderwijsnet behoorde. In de praktijk veranderde er niet zo veel, want directeur Eduard Wallays en alle leraars van de Vrije academie werden overgenomen en voortaan door de stad bezoldigd.

Directeurs

De directeurs, oorspronkelijk 'principaal' genoemd, waren het uithangbord en de voornaamste organisatoren van de werkzaamheden binnen de Academie. Hun pedagogische kwaliteiten werden niet zozeer in acht genomen dan wel het feit dat ze een bekende kunstschilder waren. Dit gold voor de Vrije Academie maar ook nog in ruime mate voor de Stedelijke Academie, zeker in zijn begin jaren.

Vrije Academie

Stedelijke Academie


Sinds 1991 zijn er twee directies actief in de Academie; de sinds 1950 opgerichte dagschool kreeg een eigen aparte directie. Zo werd voortaan de Stedelijke Academie voor Schone Kunsten door twee directeurs bestuurd. De dagschool nam de naam Van Eyck Academie aan en veranderde deze later naar Kunsthumaniora Brugge. Sinds 2015 werd de taak van de directeur gedeeld door twee mensen, de al zittende Carine Schotte en de nieuwe directeur, Jo Decoster.

Kunsthumaniora Brugge

  • 1991-2003: Anne Vermander
  • 2003-2009: Erik Demeulenaere
  • 2009-heden: Carine Schotte
  • 2015-heden: Jo Decoster

Voorname leraars

Achttiende eeuw

Negentiende eeuw

Twintigste eeuw

Voorname leerlingen

Achttiende eeuw

Negentiende eeuw

  • Joseph-François Ducq (1762-1829)
  • Jan-Robert Calloigne (1775-1830)
  • Bernard Duvivier (1762-1832)
  • Augustin Van den Berghe (1756-1836), directeur van de Academie in Beauvais
  • François Kinsoen (1770-1839)
  • Joseph Denis Odevaere (1775-1830)
  • Jozef De Meulemeester (1771-1836)
  • Adriaan Wulfaert (1804-1873)
  • Frans de Hondt (1786-1862), graveur
  • Jan-Baptist Van Acker (1794-1863), miniaturist
  • Frans-Karel De Weirdt (1799-1855)
  • Pieter De Vlamynck (1795-1850), etser
  • Auguste Vande Steene (1803-1870), landschapsschilder
  • Paul Claeys (1919-1900), zeeschilder
  • Edouard De Jans (1855-1919), Prix de Rome 1878, genre- en portretschilder

Twintigste eeuw

Bronnen

  • Bouck van de confrerie van de vrye en exempte schilder- en teekenkonst (Stadsarchief Brugge, Archief Academie)
  • Pieter LE DOULX, Levens der konstschilders, konstenaers en konstenaeressen, dewelke van de stadt van Brugge gebooren syn ofte aldaer hunne konsten geoeffent hebben, (Stadsbibliotheek Brugge, handschrift 597)
  • Jan-Baptist DIENBERGHE, Gedenkstukken der koningklijke en keyserlijke academie van schilder- beeldhouw- bouw- en teekenkonst opgeregt binnen de stad van Brugge ten jaere 1717, (Stadsbibliotheek Brugge, handschrift 596)
  • Jan-Karel VERBRUGGE, Gedenkweerdige aenteckeningen, uitgave door Albert Schouteet, Brugge, 1958

Literatuur

  • Eugeen HOSTEN & Egied STRUBBE, De Brugsche academie van 1765 tot 1775, in: Handelingen van het Genootschap voor geschiedenis te Brugge, 1931, blz. 97-120.
  • Albert SCHOUTEET, Inventaris van het archief van de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten te Brugge, Brugge, 1958.
  • Albert SCHOUTEET, 250 jaar Academie voor Schone Kunsten te Brugge, 1717-1967, Brugge, 1970.
  • A.-M. RETSIN, Geschiedenis van de Brugse Vrije Academie, 1717-1881, licentiaatsverhandeling (onuitgegeven), Rijksuniversiteit Gent, 1972.
  • Jack C. DANLOS, De Brugse Academie voor Schone Kunsten, Brugge, 1988
  • Dominiek DENDOOVEN, De Brugse academie in de achttiende eeuw, licentiaatsverhandeling (onuitgegeven) VUB, (4 vol.), 1994.
  • Dominiek DENDOOVEN, Les collections d’artistes à Bruges au XVIIIe siècle: miroirs d'un goût changeant et matériaux pédagogiques? , Colloque 'Collectionner dans les Flandres et la France du Nord au XVIIIe siècle', Lille, 2003.
  • Stefaan HUYGHEBAERT, Hergeven ze ons niet de ed'le middeleeuwen? De Brugse Academie en het neogotisme in de schilderkunst, 1830-1902, masterproef (onuitgegeven), Universiteit Gent, 2011.
  • Jan D'HONDT, Een gedenkpenning voor het concordaat van Willem I door de Brugse graveerder Franciscus De Hondt, 1827, in: Brugs Ommeland, 2016.
  • Christophe DESCHAUMES, De invloed van het Academieonderwijs op de architectuurproductie en het stadsbeeld van Brugge (1717-1870), in: Brugge Neoklassiek, Open Monumentendagen 2017, Brugge, 2017.
  • Clara LASURE, Thuis van de Academie sinds 1720, in: Brugge Neoklassiek, Open Monumentendagen 2017, Brugge, 2017.
  • Mathijs DEGRAEVE, De architectuuropleiding aan de Brugse Academie in de economische en politieke context van de 18de eeuw, in: Handelingen van het genootschap voor geschiedenis te Brugge, 2017.
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.