zozo

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zo·zo
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘bijwoord van hoedanigheid: matig’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1839 [1]
  • samenstelling van  zo   en  zo   [2]
stellend
onverbogen zozo
verbogen (alleen
predicaat)

Bijvoeglijk naamwoord

zozo

  1. van matige kwaliteit
    • Zijn wiskundecijfers zijn uitstekend, maar zijn Frans is maar zozo. 
Synoniemen
Antoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord zozo staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
81 %van de Nederlanders;
75 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

Baskisch

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?

Zelfstandig naamwoord

zozo

  1. (vogels) Turdus merula merel

Meer informatie

Frans

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?

Zelfstandig naamwoord

zozo m

  1. (spreektaal) sufklep, sukkel [1]
  2. (spreektaal) vreemde vogel
  1. «Mathieu, c'est un drôle de zozo
    Mathieu, da's een rare snuiter. [1]

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.