zonnekind
Nederlands
Woordafbreking
- zon·ne·kind
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van zon zn en kind zn met het invoegsel -e-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zonnekind | zonnekinderen |
verkleinwoord | zonnekindje | zonnekindjes |
Zelfstandig naamwoord
zonnekind o [1]
- iemand die op een makkelijke, onschuldige manier een prettig leven lijdt
- Dat het er in hippiecommunes vaak minder rooskleurig aan toegaat en dat zijn eigen vriendenclub echt geen uitzondering zal zijn, doet niets af aan de beelden, die als béélden overtuigen en in hun vrolijke onbezorgdheid doen denken aan de onschuldige, experimentele foto's van springende mensen die het Franse zonnekind Jacques Henri Lartigue aan het begin van de vorige eeuw maakte. [2]
- ’Zijn overstap naar Buitenlandse Zaken betekent dat Nicolaï voor het eerst in zijn leven echt moet werken. ‘Bij de Raad en als Tweede-Kamerlid was het altijd tralala voor Atzo, als een zonnekind wandelde hij er doorheen. Nu krijgt hij iedere dag van die grote tassen vol stukken mee. Dat is goed, Nicolaï heeft uitdaging nodig’, stelt Holtrust.[3]
Gangbaarheid
- Het woord 'zonnekind' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'zonnekind' herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- De Volkskrant Merel Bem 19 juni 2015 Eindeloos jong en sexy in de foto's van Ryan McGinley
- De Volkskrant 20 juni 2006 Beschaafd, maar scherp analyticus in woelig haantjeshok
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.