zonnegloed
Nederlands
Woordafbreking
- zon·ne·gloed
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van zon zn en gloed zn met het invoegsel -e-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zonnegloed | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
zonnegloed m [1]
- de warmte en straling van de zon
- U liep gedurende het jaar op het werk te dagdromen over die welverdiende rustgevende vakantie. Daar keek u echt naar uit. Luieren op het strand, een avontuurlijk uitstapje, liefst met een warme zonnegloed op het gezicht.[2]
- bruine verkleuring van de huid door de zon
- Chrissy, die onlangs beviel van dochter Luna, deelde het kiekje ook op Twitter met de tekst: “Net rondom mijn kolf apparaat gespray tanned. De logistieke mogelijkheden voor een gezonde zonnegloed tijdens borstvoeding zijn eindeloos.”[3]
Gangbaarheid
- Het woord zonnegloed staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'zonnegloed' herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- de Standaard 12/08/2011 Vakantie? Volgend jaar anders
- de Telegraaf 08 mei 2016 Spray tan Chrissy Teigen finaal mislukt
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.