zonnebaden

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zonnebaden    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈzɔnəˌbadə(n)/
Woordafbreking
  • zon·ne·ba·den
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
zonnebaden
zonnebaadde
gezonnebaad
zwak -d volledig

Werkwoord

zonnebaden

  1. inergatief zich gedurende een zekere tijd blootstellen aan zonnestraling
    • Tweede kerstdag was vreemd eenzaam: ik zwom en zonnebaadde in een prachtige omgeving, maar er was bijna niemand.[2] 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

zonnebaden mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord zonnebad

Gangbaarheid

  • Het woord zonnebaden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Anne Watts: Ik kies voor de mensheid: Een verpleegkundige in oorlogstijd. Waargebeurd, Houten/Antwerpen 2010 (Oorspronkelijke titel: Always the Children; vertaald uit het Engels door Titia Ram), ISBN 978-90-475-1590-6 (E-Book; geciteerd naar GoogleBooks).
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.