zondig
Nederlands
Woordafbreking
- zon·dig
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | zondig | zondiger | zondigst |
verbogen | zondige | zondigere | zondigste |
partitief | zondigs | zondigers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
zondig
- (religie) goddelijke voorschriften of verboden schendend
- Mensen zijn uiterst zondige wezens.
Afgeleide begrippen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
zondigen |
zondig
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zondigen
- Ik zondig.
- gebiedende wijs van zondigen
- Zondig!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zondigen
- Zondig je?
Gangbaarheid
- Het woord zondig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'zondig' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.