zoetzuur

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zoet·zuur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zoetzuur -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

zoetzuur o

  1. (voeding) een gerecht waaraan zowel een zuur zoals azijn als een zoetstof zoals suiker is toegevoegd
    • De combinatie van zoetzuur en ketjap manis is erg lekker. 
    • Ik had twee glazen koffie gezet en we hadden bij de Vietnamees nems gehaald. Luc doopte zijn miniloempia's in de zoetzure saus, mijn kandidaat drukte op de oranje knop en de telefoon ging. [1] 
Vertalingen
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen zoetzuurzoetzuurderzoetzuurst
verbogen zoetzurezoetzuurderezoetzuurste
partitief zoetzuurszoetzuurders-

Bijvoeglijk naamwoord

zoetzuur

  1. waaraan zowel een zuur als een zoetstof zoals suiker is toegevoegd
    • Het werd geserveerd in een zoetzure saus. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord zoetzuur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

  1. Sandes, David De wondermethode 2006 ISBN 9044509543 pagina 120
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.