zijdeur

Nederlands

zijdeur van een kerk
Uitspraak
Woordafbreking
  • zij·deur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zijdeur zijdeuren
verkleinwoord zijdeurtje zijdeurtjes

Zelfstandig naamwoord

zijdeur v/m

  1. deur aan de zijkant van een gebouw of andere ruimte ook van toepassing op auto's, een andere deur dan de voordeur of hoofdingang
    • De verlegen koning verdween via de zijdeur zodat hij niet in contact kwam met de fotografen die bij de voordeur op hem stonden te wachten. 

Gangbaarheid

  • Het woord zijdeur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

    This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.