zelfwerkzaamheid
Nederlands
Woordafbreking
- zelf·werk·zaam·heid
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van zelf zn "eigen persoon" en werkzaamheid zn
- afgeleid van zelfwerkzaam met het achtervoegsel -heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zelfwerkzaamheid | zelfwerkzaamheden |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
zelfwerkzaamheid v
- zonder leiding of sturing je eigen werk kunnen invullen en doen
- Uit onderzoek blijkt ook dat werknemers het liefst persoonlijk, op de werkvloer geïnformeerd wil worden. Dat kost echter veel tijd en geld. Een eerste oplossing is dus digitaal communiceren en veel meer zelfwerkzaamheid van de werknemer bewerkstelligen én afdwingen.[1]
- zonder inzet van betaalde krachten
- Het nieuwe concept is niet alleen gericht op de verkoop van nieuwe en gebruikte boten. De haven streeft er naar meer 'reuring'op de haven te krijgen Dat lijkt goed te lukken nu veel jachtmakelaars en scheepshandelaren zich inschrijven voor deze de nieuwe botenshow, die op 27 en 28 april en in september zal worden gehouden. Het concept is onder meer gebaseerd op zelfwerkzaamheid van de deelnemers.[2]
- (onderwijs) actief, zelf zoeken naar informatie en zichzelf dingen aanleren door de student zonder of met weinig hulp van een leraar
Gangbaarheid
- Het woord zelfwerkzaamheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- de Telegraaf T. Gommer 15 oktober 2015
- de Telegraaf 22 april 2013
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.