zaaien
[1] Zaaien.
Nederlands
Woordafbreking
- zaai·en
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘zaad strooien’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
zaaien |
zaaide |
gezaaid |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
zaaien
- overgankelijk zaad strooien
- De tuinman ging de tuin zaaien.
- overgankelijk veroorzaken of teweegbrengen
- Hij wilde enkel onrust zaaien.
Hyponiemen
- banzaaien, haatzaaien
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord zaaien staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'zaaien' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.