sow

[1]: Two sows
(Sus domesticus)
Twee zeugen

Engels

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / soʊ /
Woordafbreking
  • sow
Woordherkomst en -opbouw
Naar frequentie 9959
enkelvoud meervoud
sow sows

Zelfstandig naamwoord

sow

  1. (dierkunde), (veeteelt) Sus domesticus , zeug (een volwassen vrouwelijk varken)
  2. (dierkunde) een volwassen vrouwtje van bepaalde andere dieren dan [1], zoals de beer of nerts
  3. (metaalbewerking) de kanalen voor het leiden van gesmolten metaal naar de vormen bij het gieten van ruwijzer
  4. (metaalbewerking) ijzer dat in deze kanalen is gestold
  5. (metaalbewerking) een bassin dat alle gesmolten non-ferrometalen bevat die moeten worden gegoten
Spreekwoorden
  • You can't make a silk purse out of a sow's ear.
Je kunt iets dat lelijk of inferieur is, niet veranderen in iets aantrekkelijks of waardevols, want hoe duur zijn kleding ook is, hij ziet er nog steeds slordig uit - je kunt geen zijden portemonnee uit het oor van een zeug maken. Deze uitdrukking was al halverwege de zestiende eeuw een spreekwoord. (letterlijk: Je kan geen zijden portemonnee uit het oor van een zeug maken.)
vervoeging
onbepaalde wijs to sow
he/she/it sows
verleden tijd sowed
voltooid
deelwoord
sown
onvoltooid
deelwoord
sowing
gebiedende wijs sow

Werkwoord

sow

  1. overgankelijk, onovergankelijk zaaien
  2. overgankelijk planten
  3. overgankelijk bestrooien, bezaaien met iets
  4. overgankelijk, (figuurlijk) (twist of tweedracht) zaaien
Vervoeging
  • Zie het kastje 'vervoeging': voltooid deelwoord ook: sowed


Synoniemen
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.