wipstoel
Nederlands
Woordafbreking
- wip·stoel
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van wip ww en stoel zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | wipstoel | wipstoelen |
verkleinwoord | wipstoeltje | wipstoeltjes |
Zelfstandig naamwoord
wipstoel m
- zetel waarin je comfortabel voor- en achterover kunt schommelen
- De Arabier was jong en brutaal en ging op een avond op een wipstoel zitten in haar voorgalerij, zeggend dat hij ditmaal niet meer weg zou gaan voor zij hem schadeloos gesteld had op de een of andere wijze. [2]
Uitdrukkingen en gezegden
- «op de wipstoel zitten»
- het risico lopen een baan te verliezen
- «op de wipstoel zitten»
Opmerkingen
- Woord is vooral gangbaar voor dit soort stoelen in warme landen als het vroegere Nederlands-Indië.
Vertalingen
1. zetel waarin je comfortabel voor- en achterover kunt schommelen
Gangbaarheid
- Het woord wipstoel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'wipstoel' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Perron, E. du Het land van herkomst. 2e druk (1962) G.A. van Oorschot, Amsterdam; p. 52; geraadpleegd 2015-08-04
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.