winterstop
Nederlands
Woordafbreking
- win·ter·stop
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van winter en stop
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | winterstop | winterstops |
verkleinwoord | winterstopje | winterstopjes |
Zelfstandig naamwoord
winterstop m
- periode in de winter wanneer een bepaalde activiteit onderbroken wordt met name bij bepaalde sporten zoals voetballen
- PSV won zaterdag voor de achtste keer in negen wedstrijden na de winterstop en voerde de druk op de nummers één (Feyenoord) en twee (Ajax) van de eredivisie weer op. [1]
- periode in de winter dat men de dekking van een verzekering kan onderbreken zoals bijvoorbeeld voor motoren die men dan toch niet gebruikt
Gangbaarheid
- Het woord winterstop staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'winterstop' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- NRC 11 maart 2017
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.