wikkelen
Nederlands
Woordafbreking
- wik·ke·len
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘inrollen’ voor het eerst aangetroffen in 1576 [1]
- afgeleid van wikkel met het achtervoegsel -en [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
wikkelen |
wikkelde |
gewikkeld |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
wikkelen
- overgankelijk draaiend iets buigzaams rond een voorwerp aanbrengen
- Voor het vervoer werd er een laag plastic rond het pakket gewikkeld erin.
Hyponiemen
- afwikkelen, inwikkelen, omwikkelen, ontwikkelen, opwikkelen, verwikkelen
Afgeleide begrippen
- wikkelbloes, wikkelblouse, wikkelhart, wikkeling, wikkeljurk, wikkelneus, wikkelrok
Vertalingen
1. draaiend iets buigzaams rond een voorwerp aanbrengen
Gangbaarheid
- Het woord wikkelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'wikkelen' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.