wijken
Nederlands
Woordafbreking
- wij·ken
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
wijken |
week |
geweken |
klasse 1 | volledig |
Werkwoord
wijken
- ergatief voor iets uit de weg gaan
- Zij waren geweken voor de onverhoedse aanval.
- ergatief niet langer een bedreiging zijn
- De koorts is gelukkig wat geweken
Hyponiemen
- achteruitwijken, afwijken, inwijken, ontwijken, terugwijken, uitwijken, wegwijken
Uitdrukkingen en gezegden
Van geen wijken weten
- Halsstarrig aan iets (bijv. een standpunt) vasthouden
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord wijken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'wijken' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.