werkhond
Nederlands
Woordafbreking
- werk·hond
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van werk zn en hond zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | werkhond | werkhonden |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
werkhond m [1]
- een hond die men gebruikt bij de jacht, het hoeden van een kudde, het speuren naar mensen of drugs etc.
- Schaapsherderin Icke Eiling geeft zondagmiddag een demonstratie schapendrijven met honden. Met een klein fluitje met een hoog geluid, gesproken aanwijzingen en handgebaren krijgt de herderin de border collie zover dat de schapen in rap tempo naar de juiste plek worden gedirigeerd. "We geven vandaag demonstraties om te laten zien hoe de hond werkt", legt Eiling uit. "Een border collie is een werkhond, die alles voor de baas wil doen." [2]
- Ze bleek drachtig en wierp zeven gezonde pups. Na wat speurwerk van medewerkers bleek de moeder niet zomaar een vuilnisbakkenrasje. Moeders was een wedstrijdhond met stamboom die al meerdere keren kampioen is geweest als werkhond. [3]
Hyponiemen
- jachthond, herdershond, speurhond, blindengeleidehond, hulphond, politiehond
Vertalingen
1. een hond die men gebruikt bij de jacht, het hoeden van een kudde, het speuren naar mensen of drugs etc.
Gangbaarheid
- Het woord werkhond staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'werkhond' herkend door:
88 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Tubantia 26-07-09 Schapen en illusies op de Sallandse Heuvelrug
- De Telegraaf MITCH VAN HELVERT 19 jan. 2013 Kampioenshond baart pups in asiel
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.