schoothond
Nederlands
Woordafbreking
- schoot·hond
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van schoot en hond [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schoothond | schoothonden |
verkleinwoord | schoothondje | schoothondjes |
Zelfstandig naamwoord
schoothond m
- (zoogdieren) klein troetelhondje voor dames
- Dan is er Princeton, de schoothond van een oudere mevrouw die zo weggelopen is uit het tv-programma Jersey Shore. Nepleren leggings, sleehakjes, enorm lange nagels en big hair. Haar nasale stem gelardeerd met hoge gilletjes snijdt dwars door je heen. Ze giebelt de hele tijd en begrijpt maar weinig van de instructies. Dat is ook niet de reden waarom ze er is. Het is gewoon hartstikke gezellig in de puppyklas. Haar knuffelhondje denkt er net zo over. [2]
- (figuurlijk) gedwee en gehoorzaam persoon
- U en ik wisten van het begin af aan dat de Amerikaans/Britse invasie van Irak op drijfzand was gebouwd. En dat toenmalig Brits premier Tony Blair Bush’ schoothond was (ook al ontkende de Amerikaanse president dat in 2007 met zoveel woorden). Daarvoor hebben we de 2,6 miljoen woorden die Sir John Chilcot vorige week publiceerde over het Britse aandeel niet nodig. Maar Chilcot geeft wel een hoop bijzonderheden. [3]
Gangbaarheid
- Het woord schoothond staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'schoothond' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- schoothond op website: Etymologiebank.nl
- NRC 26 maart 2013
- NRC Carolien Roelants 11 juli 2016
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.