waskuip
Nederlands
![](../I/m/Interieur_kelder%2C_natuurstenen_waskuip%2C_herenhuis_-_Oosterhout_-_20358834_-_RCE.jpg)
natuurstenen waskuip
Woordafbreking
- was·kuip
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van was zn en kuip zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | waskuip | waskuipen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
waskuip v/m [1]
- een ton waarin men de was kan doen
- Haddock sloeg de dierenwereld niet over: bloedzuigers, overgehaalde zandvlooien, makaken, in boterbloemvet gesmoorde weerwolf, ectoplasma's op wieltjes, wortelpotigen en strotgrondel. Ook typisch: wafelijzer, zelfontbrander, stuk logaritme, stuk Cyrano op vier poten en waskuip-admiraal.[2]
- Weinig badkamervoorzieningen werden aanvankelijk zo uitbundig begroet en later zo harteloos weggehakt als het lavet. Het lavet, eind jaren veertig uitgevonden door de Baarnse firma Ocriet, was een combinatie van wastafel, voetbad, douchebak en waskuip. In al deze functies schoot het lavet tekort. Toch denkt een hele generatie er in dankbaarheid aan terug. Want het lavet was een heerlijk kinderbad.[3]
Gangbaarheid
- Het woord waskuip staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'waskuip' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Volkskrant JAN JOOST LINDNER 26 april 1997 GROTE WOORDEN
- NRC Rob Biersma 8 september 2011 Lekker poedelen met badeend
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.