wasdom
Nederlands
Woordafbreking
- was·dom
Woordherkomst en -opbouw
- van Middelnederlands wasdom; afgeleid van wassen (in de betekenis "groeien") met het achtervoegsel -dom [1][2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | wasdom | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
wasdom m
- ontwikkelen, proces van groeien
- (…) de groei van het onkruid zelf laat hij ongemoeid. Integendeel, hij heeft er de wasdom nog uitvoeriger van beschreven. [3]
- volledige ontwikkeling, volgroeid zijn
- Ware liefde is wederzijds, en vergt tijd en geduld om tot wasdom te komen (…) [4]
Typische woordcombinaties
- tot wasdom brengen
[2] ontwikkelen, laten groeien
- tot wasdom komen
[2] volgroeien
Uitdrukkingen en gezegden
- tot volle wasdom komen
[2] helemaal ontwikkeld zijn
Gangbaarheid
- Het woord wasdom staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'wasdom' herkend door:
85 % | van de Nederlanders; |
61 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- wasdom op website: Etymologiebank.nl
- Janssens, M. "Van ‘Het nieuwe onkruid’ naar ‘Als het onkruid bloeit’" in: Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde. jrg. 116 nr. 2 (2006). Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde, Gent; p. 201; geraadpleegd 2017-01-27
- Smith, S. "Tristan - Lancelot - Miraudijs. Over drie minnaars in Die Riddere metter Mouwen" in: Voortgang. jrg. 29 (2011) Stichting Neerlandistiek VU, Amsterdam; ISBN 9789088800207; p. 9; geraadpleegd 2017-01-27
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.