vuren
Nederlands
Woordafbreking
- vu·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Met vuur wordt het buskruit ontstoken [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
vuren |
vuurde |
gevuurd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
vuren
- inergatief schoten lossen
- Zij vuurden op de aanstormende vijand.
Vertalingen
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Oudnoor(d)s, in de betekenis van ‘van vurenhout’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1285 [2] [3]
stellend | |
---|---|
onverbogen | (alleen attributief) |
verbogen |
Bijvoeglijk naamwoord
vuren
- vurenhouten
Gangbaarheid
- Het woord vuren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'vuren' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.