afvuren

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·vu·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
afvuren
vuurde af
afgevuurd
zwak -d volledig

Werkwoord

afvuren

  1. overgankelijk wegschieten van kogels, projectielen
    • De groepering vuurde raketten af op vijandelijke doelen. 
    • De erewacht vuurde saluutschoten af. 

Gangbaarheid

  • Het woord afvuren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.