voorspellen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • voor·spel·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
voorspellen
voorspelde
voorspeld
zwak -d volledig

Werkwoord

voorspellen

  1. overgankelijk een uitspraak doen over toekomstige gebeurtenissen [3]
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
voorspellen
spelde voor
voorgespeld
zwak -d volledig

Werkwoord

voorspellen

  1. overgankelijk een woord voor iemand spellen [4]

Gangbaarheid

  • Het woord voorspellen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.