voorspelbaar
Nederlands
Woordafbreking
- voor·spel·baar
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van voorspellen met het achtervoegsel -baar
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | voorspelbaar | voorspelbaarder | voorspelbaarst |
verbogen | voorspelbare | voorspelbaardere | voorspelbaarste |
partitief | voorspelbaars | voorspelbaarders | - |
Bijvoeglijk naamwoord
voorspelbaar
- van tevoren te verwachten
- Dat was een voorspelbaar resultaat.
Afgeleide begrippen
- voorspelbaarheid
Gangbaarheid
- Het woord voorspelbaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'voorspelbaar' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.