vorläufig

Duits

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / ˈfoːɐlɔyfɪç /
Woordafbreking
  • vor·läu·fig
Woordherkomst en -opbouw
  • Bijvoeglijk naamwoord met het voorvoegsel vor- en met het achtervoegsel -ig
stellend vergrotend overtreffend
vorläufig
-
-
alle verbuigingsvormen

Bijvoeglijk naamwoord

vorläufig

  1. voorlopig
  1. «Der vorläufige Personalausweis wird ausgegeben an Personen, die ins Ausland reisen wollen und nicht über einen gültigen Ausweis verfügen.»
    De voorlopige identiteitskaart wordt uitgereikt aan mensen die naar het buitenland reizen en niet over een geldige identiteitskaart beschikken.
Synoniemen
  • einstweilig
  • vorübergehend
Antoniemen
  • endgültig
Afgeleide begrippen
  • Vorläufigkeit
Uitdrukkingen en gezegden
  • vorläufiger Steuerbescheid

Bijwoord

vorläufig

  1. voorlopig
  1. «Das Wetter bleibt vorläufig unverändert schön.»
    Het weer blijft voorlopig onveranderd mooi.
Afkorting
  • vorl.
Synoniemen
  • bis auf Weiteres
  • einstweilen
  • erst einmal
  • fürs erste
  • vorerst
  • vorübergehend
  • zunächst
Uitdrukkingen en gezegden
  • vorläufig festnehmen
  • vorläufig vollstreckbar
Overerving en ontlening
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.