vlas

Niet te verwarren met: vla's

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vlas
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘plantengeslacht’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord vlas -
verkleinwoord vlasje vlasjes

Zelfstandig naamwoord

vlas o

  1. (plantkunde) Linum usitatissimum gewas dat verbouwd wordt voor de productie van linnen en lijnzaadolie
Verwante begrippen
Hyponiemen
  • dwergvlas, steenvlas, vezelvlas, weidebergvlas
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
vlassen

vlas

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vlassen
    • Ik vlas. 
  2. gebiedende wijs van vlassen
    • Vlas! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vlassen
    • Vlas je? 

Gangbaarheid

  • Het woord vlas staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.