vilein
Nederlands
Woordafbreking
- vi·lein
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘gemeen’ voor het eerst aangetroffen in 1301 [1]
- uit het Latijn
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | vilein | vileiner | vileinst |
verbogen | vileine | vileinere | vileinste |
partitief | vileins | vileiners | - |
Bijvoeglijk naamwoord
vilein [2]
- van een persoon dat hij of zij gemeen en misdadig is
- Van Harvey Weinstein wist Byrne maar al te goed dat hij een gluiperd was, vertelt hij aan de krant. „Ik wist dat hij een vileine pestkop was en ik zag dat van dichtbij. Zijn gedrag was weerzinwekkend, of niet alleen tegenover vrouwen, maar ook naar mannen toe. Hij had maar weinig respect voor welk soort mens dan ook.”[3]
- Ook de Nederlandse competitie kreeg een vileine veeg uit de pan. "Feyenoord won in aanloop naar de start van de Champions League alle vier zijn wedstrijden in de Eredivisie, maar kon City geen moment pijn doen. Het ging af met de grootste Europese thuisnederlaag in de geschiedenis van de club.[4]
Gangbaarheid
- Het woord vilein staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'vilein' herkend door:
83 % | van de Nederlanders; |
55 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.