snood
Nederlands
Woordafbreking
- snood
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘misdadig’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1350 [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | snood | snoder | snoodst |
verbogen | snode | snodere | snoodste |
partitief | snoods | snoders | - |
Bijvoeglijk naamwoord
snood
- De crimineel had snode plannen.
Gangbaarheid
- Het woord snood staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'snood' herkend door:
60 % | van de Nederlanders; |
61 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.