geniepig
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: geniepig (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /χəˈnipəχ/
- (Vlaanderen, Brabant): /ɣəˈnipəx/
- (Limburg): /ɣəˈnipɪx/
Woordafbreking
- ge·nie·pig
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | geniepig | geniepiger | geniepigst |
verbogen | geniepige | geniepigere | geniepigste |
partitief | geniepigs | geniepigers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
geniepig
- op een achterbakse manier en gemeen
- Hij zette hem op een geniepige manier buiten spel.
- Omdat hij iets geniepigs had gedaan mocht hij niet meer meedoen met het spelletje.
Afgeleide begrippen
- geniepigheid
Vertalingen
1. op een achterbakse manier en gemeen
Gangbaarheid
- Het woord geniepig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'geniepig' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.