verzekeraar
Nederlands
Woordafbreking
- ver·ze·ke·raar
Woordherkomst en -opbouw
- Afleiding van verzekeren met het achtervoegsel -aar.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | verzekeraar | verzekeraars |
verkleinwoord | verzekeraartje | verzekeraartjes |
Zelfstandig naamwoord
verzekeraar m
- (economie) een bedrijf dat tegen betaling van een premie een bepaald risico voor een klant dekt
- Deze maatschappij is al vele jaren een bekende verzekeraar.
Verwante begrippen
Hyponiemen
- bank-verzekeraar, levensverzekeraar, schadeverzekeraar, ziektekostenverzekeraar, zorgverzekeraar
Vertalingen
1. een bedrijf dat tegen betaling van een premie een bepaald risico voor een klant dekt
Gangbaarheid
- Het woord verzekeraar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'verzekeraar' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.