vervloeking
Nederlands
Woordafbreking
- ver·vloe·king
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van vervloeken met het achtervoegsel -ing
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vervloeking | vervloekingen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
vervloeking v
- uitspraak waarbij iets of iemand iets slechts wordt toegewenst vaak uit naam van een opperwezen
- In Nederland is de gevoelswaarde die aan ‘racisme’ wordt gehecht absoluut en ‘digitaal’. ‘Een beetje racistisch’ is bijna even onvoorstelbaar als ‘een beetje zwanger’. Het woord is beladen met de zwaarste zonden van onze voorouders de woestijn in gejaagd en het gebruik ervan staat gelijk aan een vervloeking. Daardoor is het ongeschikt voor debat en beleid, die immers betrekking hebben op een ‘analoge’ werkelijkheid. [1]
Synoniemen
- doem, maledictie, veroordeling, verwensing, verdoemenis
Gangbaarheid
- Het woord vervloeking staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'vervloeking' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- NRC Herman Vuijsje 3 januari 2014
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.