verloven
Nederlands
Woordafbreking
- ver·lo·ven
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘door trouwbelofte verbinden’ voor het eerst aangetroffen in 1634 [1]
- afgeleid van loven met het voorvoegsel ver- [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
verloven |
verloofde |
verloofd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
verloven
- wederkerend zich ~: iemand een (informele) belofte om te trouwen geven
- De kroonprins verloofde zich met een burgermeisje.
- Hij doet haar een huwelijksaanzoek en ze verloven zich.
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord verloven staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'verloven' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.