verloofde
Nederlands
Woordafbreking
- ver·loof·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | verloofde | verloofden m verloofdes v |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
verloofde m/v
- iemand die toegezegd heeft met een partner in het huwelijk te willen treden
- Hij ging met zijn verloofde op vakantie.
Hyponiemen
- ex-verloofde
Vertalingen
1. iemand die toegezegd heeft met een partner in het huwelijk te willen treden
Werkwoord
vervoeging van |
---|
verloven |
verloofde
- enkelvoud verleden tijd van verloven
- Ik verloofde.
- Jij verloofde.
- Hij, zij, het verloofde.
- Ik verloofde.
Gangbaarheid
- Het woord verloofde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'verloofde' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.