vergezellen
Nederlands
Woordafbreking
- ver·ge·zel·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
vergezellen |
vergezelde |
vergezeld |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
vergezellen
- overgankelijk met iemand meegaan
- De scholier werd vergezeld door zijn grootouders.
Afgeleide begrippen
- vergezelschap
Vertalingen
1. met iemand meegaan
Gangbaarheid
- Het woord vergezellen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'vergezellen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.