verdubbelen

Nederlands

Uitspraak

Geluid: verdubbelen (hulp, bestand)
IPA: /vərˈdʏbələ(n)/

Woordafbreking

ver·dub·be·len

Woordherkomst en -opbouw

afgeleid van dubbelen met het voorvoegsel ver-

stamtijd
onbepaalde wijs	verleden tijd	voltooid deelwoord
verdubbelen	verdubbelde	verdubbeld
zwak -d	volledig

Werkwoord

verdubbelen [1]

ergatief tweemaal zo groot worden

- De winst verdubbelde in dat kwartaal.
overgankelijk tweemaal zo groot maken, vermenigvuldigen met twee

- Zij hebben hun inspanningen verdubbeld.
wederkerend zich ~ tweemal zo groot worden.

- Hun aantal verdubbelde zich.

Synoniemen

dupliceren

Afgeleide begrippen

verdubbelgetal, verdubbeling

Vertalingen

1.

Engels: double ^(en)
Frans: dupliquer ^(fr)

Spaans: duplicar ^(es)

Gangbaarheid

Het woord verdubbelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'verdubbelen' herkend door:

100 %	van de Nederlanders;
100 %	van de Vlamingen.

Verwijzingen

Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.