dubbelen

Nederlands

Uitspraak

Geluid: dubbelen (hulp, bestand)

Woordafbreking

dub·be·len

Woordherkomst en -opbouw

afgeleid van dubbel met het achtervoegsel -en

stamtijd
onbepaalde wijs	verleden tijd	voltooid deelwoord
dubbelen	dubbelde	gedubbeld
zwak -d	volledig

Werkwoord

dubbelen [1]

onovergankelijk (sport) een dubbelspel spelen
overgankelijk een beschermende laag aanbrengen
overgankelijk op een nieuwe papieren onderlaag plakken
overgankelijk (sport) op een ronde achterstand zetten
overgankelijk (in België) doubleren, blijven zitten, een jaar overdoen

Hyponiemen

ontdubbelen, verdubbelen, vertiendubbelen, vervierdubbelen

Zelfstandig naamwoord

dubbelen mv

meervoud van het zelfstandig naamwoord dubbele

Gangbaarheid

Het woord dubbelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'dubbelen' herkend door:

99 %	van de Nederlanders;
99 %	van de Vlamingen.

Verwijzingen

Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).

Meer informatie

Zie Wikipedia voor meer informatie.

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.