variant
Nederlands
Woordafbreking
- va·ri·ant
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘afwijking van de norm’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
- Naamwoord van handeling van variëren met het achtervoegsel -ant [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | variant | varianten |
verkleinwoord | variantje | variantjes |
Zelfstandig naamwoord
variant v / m [3]
- vorm die enigszins van de tot dan gebruikelijke afwijkt
- elke vertakking in de oplossing van een dam- of schaakprobleem wordt een variant genoemd
Verwante begrippen
- afwijkende lezing, lezing
Hyponiemen
|
|
|
|
Gangbaarheid
- Het woord variant staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'variant' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.