validiteit

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • va·li·di·teit
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘geldigheid’ voor het eerst aangetroffen in 1597 [1]
  • Van het Engelse validity of het Franse validité, van het Latijnse 'validitas' met het achtervoegsel -iteit
enkelvoud meervoud
naamwoord validiteit validiteiten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

validiteit v

  1. geldigheid
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord validiteit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.