validiteit
Nederlands
Woordafbreking
- va·li·di·teit
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘geldigheid’ voor het eerst aangetroffen in 1597 [1]
- Van het Engelse validity of het Franse validité, van het Latijnse 'validitas' met het achtervoegsel -iteit
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | validiteit | validiteiten |
verkleinwoord |
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord validiteit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'validiteit' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.