vaccinatie

Vaccinatie.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vac·ci·na·tie
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘inenting met koepokstof’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
  • Naamwoord van handeling van vaccineren met het achtervoegsel -atie [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord vaccinatie vaccinaties
verkleinwoord vaccinatietje vaccinatietjes

Zelfstandig naamwoord

vaccinatie v

  1. (medisch) een inenting met vaccin
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • vaccinatiepen
  • vaccinatieplan
  • vaccinatieplicht
  • vaccinatieprogramma
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord vaccinatie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.