unaniem
Nederlands
Woordafbreking
- una·niem
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘eenstemmig’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1553 [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | unaniem | unaniemer | unaniemst |
verbogen | unanieme | unaniemere | unaniemste |
partitief | unaniems | unaniemers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
unaniem
- met eenheid van stemmen
- De leiders van de 27 overblijvende EU-lidstaten hebben zaterdag een unaniem akkoord bereikt over richtlijnen voor de onderhandelingen over de Britse uittreding uit de Europese Unie. [2]
Vertalingen
1. met eenheid van stemmen
Gangbaarheid
- Het woord unaniem staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'unaniem' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.